ECLI:NL:CRVB:2015:794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- A.M. Overbeeke
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstandsverlening in verband met Persoonsgebonden Budget (PGB)
In deze zaak gaat het om de intrekking, herziening en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) in verband met het ontvangen van een Persoonsgebonden Budget (PGB). Appellanten ontvingen vanaf 31 oktober 2008 bijstand naar de norm voor gehuwden. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft na een anonieme melding een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van appellanten. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante een PGB ontving, dat op haar naam stond, en dat appellanten feitelijk beschikten over middelen om in hun noodzakelijke bestaanskosten te voorzien. Het college heeft vervolgens de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het PGB daadwerkelijk is aangewend voor zorgverlening en dat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door het college niet te informeren over het ontvangen PGB. De Raad concludeerde dat de middelen die appellanten uit het PGB ontvingen gelijk te stellen zijn met inkomsten volgens de WWB, waardoor de intrekking van de bijstand terecht was.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.