Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Aan appellante is een uitkering op grond van de ZW toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die eerder was uitgevallen wegens psychische klachten. Appellante was werkzaam als toetsafnemer/docent en ontving vanaf 30 juni 2010 een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 14 februari 2011, maar appellante maakte hiertegen geen bezwaar. Na een nieuwe ziekmelding in april 2011, waarbij zij een operatie onderging, werd haar opnieuw een ZW-uitkering toegekend. Op 7 november 2012 besloot het Uwv de ZW-uitkering per 10 november 2012 te beëindigen, omdat appellante weer geschikt werd geacht voor haar arbeid. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond.
De rechtbank Overijssel oordeelde in de aangevallen uitspraak dat het Uwv bij de beoordeling van de geschiktheid voor arbeid de juiste maatstaf had gehanteerd. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld om tot hun oordeel te komen. Appellante had geen objectieve gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwden dat zij niet in staat was om haar werk te verrichten.
In hoger beroep handhaafde appellante haar eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante uitvoerig had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling tot vergoeding van de wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan op 11 maart 2015.