ECLI:NL:CRVB:2015:777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor de functie van snackbereider
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die eerder als magazijnmedewerker/orderpicker werkzaam was. Appellante is op 19 januari 2009 uitgevallen door psychische klachten en bekken- en rugklachten. Na de wettelijke wachttijd is vastgesteld dat zij met ingang van 17 januari 2011 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij geschikt werd geacht voor de functie van snackbereider. De uitkering op grond van de Werkloosheidswet werd vervolgens per 17 juni 2011 beëindigd.
Appellante heeft zich op 22 oktober 2011 opnieuw ziek gemeld en kreeg een Ziektewet-uitkering. Een verzekeringsarts concludeerde dat zij geschikt was voor de functie van snackbereider, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering per 1 december 2011. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. In beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de medische situatie van appellante en dat zij in staat werd geacht om de functie van snackbereider te vervullen.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw medische informatie overgelegd, maar de Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad bevestigt dat de verzekeringsartsen de medische situatie van appellante op 1 december 2011 correct hebben ingeschat en dat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.