ECLI:NL:CRVB:2015:717
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als schoonmaker werkte, had een Ziektewet-uitkering ontvangen na een val van de trap op 9 juli 2012, wat leidde tot spier-, pees- en gewrichtsklachten, gevolgd door psychische klachten. Op 26 oktober 2012 heeft een verzekeringsarts van het Uwv vastgesteld dat de appellant hersteld was en geschikt om zijn werk te hervatten, waarna de ZW-uitkering werd beëindigd. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts voldoende onderbouwd was. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was en dat er geen onafhankelijk psychologisch onderzoek is verricht. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts. De Raad heeft de rapporten van de verzekeringsarts en de psychiater in overweging genomen, waaruit bleek dat de appellant ondanks zijn depressieve klachten in staat was om zijn werk als schoonmaker te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 11 maart 2015.