ECLI:NL:CRVB:2015:668
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin zij betrokken was bij een geschil met de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 juli 2014 uitspraak gedaan op dit hoger beroep en het onderzoek heropend om te beoordelen of de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), is overschreden. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure in totaal zes jaar en ruim tien maanden heeft geduurd, wat aanleiding gaf om te onderzoeken of de redelijke termijn is geschonden door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie.
Tijdens de zitting op 23 januari 2015 is de Staat niet verschenen, terwijl verzoekster werd vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur. De Raad heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de complexiteit van de zaak en het procesgedrag van verzoekster. De Raad concludeert dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase met twee jaar en elf maanden is overschreden. Op basis van eerdere jurisprudentie heeft de Raad bepaald dat de Staat der Nederlanden een schadevergoeding van € 3.000,- aan verzoekster moet betalen, alsook de proceskosten van € 490,- voor de rechtsbijstand van verzoekster. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 maart 2015.