Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover dat betrekking heeft op de intrekking van de WW-uitkering met ingang van 11 februari 2011.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die in het genot was van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), had de wens om een schoonmaakbedrijf te starten. Ze had toestemming gevraagd om gebruik te maken van de startersregeling op grond van artikel 77a van de WW. Het Uwv weigerde deze toestemming omdat appellante al activiteiten als ondernemer had verricht voordat het Uwv haar plannen had beoordeeld. Daarnaast heeft het Uwv haar WW-uitkering ingetrokken, omdat het recht op uitkering niet vastgesteld kon worden.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, stellende dat ze nog niet als zelfstandige was gestart en dat haar activiteiten slechts gericht waren op oriëntatie. De Raad oordeelde dat appellante wel degelijk als zelfstandige had gehandeld door acquisitie te verrichten en een website te hebben opgezet. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de intrekking van de WW-uitkering, omdat de rechtbank daarover nog geen uitspraak had gedaan.