ECLI:NL:CRVB:2015:579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als leerling autoschadehersteller werkzaam was, werd op 27 februari 2013 op staande voet ontslagen door zijn werkgever wegens dringende redenen, waaronder werkweigering en het niet opvolgen van redelijke instructies. De appellant had een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering op de grond dat de appellant verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betwist dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. Hij stelde dat hij zich op 21 februari 2013 ziek had gemeld en niet in staat was om te verschijnen voor een gesprek op 27 februari 2013. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn ziekmelding en dat hij op de datum van ontslag niet ziek was. De Raad concludeerde dat het gedrag van de appellant terecht als een dringende reden voor ontslag werd aangemerkt en dat het Uwv de WW-uitkering terecht had geweigerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.