ECLI:NL:CRVB:2015:575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de loonsanctie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de werkgever is opgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13-2825 WIA. De werkgever, appellante, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 12 december 2011, waarin werd gesteld dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren en dat er geen deugdelijke grond was voor het verzuim. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad overweegt dat de verantwoordelijkheid voor de re-integratie bij de werkgever ligt. Het Uwv had de loonsanctie opgelegd omdat appellante niet voldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De Raad volgt de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die stelden dat er geen medische objectieve aanwijzingen waren voor een urenbeperking en dat de werkgever niet structureel had gezorgd voor passende arbeid voor de werknemer. De Raad concludeert dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat de opgelegde loonsanctie terecht is.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de noodzaak om adequate re-integratie-inspanningen te leveren.