ECLI:NL:CRVB:2015:560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op andere gronden bij de AIVD na verstoorde arbeidsrelatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om haar ontslag te verlenen. Appellante was sinds 1 december 2001 in dienst bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als registrator. De minister heeft op basis van een verstoorde arbeidsrelatie, die was ontstaan na een functioneringsgesprek op 30 juni 2010, besloten om appellante op andere gronden ontslag te verlenen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de minister terecht tot deze beslissing is gekomen, omdat de verhoudingen tussen appellante en haar leidinggevende onherstelbaar verstoord waren. De AIVD heeft geprobeerd om de samenwerking te verbeteren, maar appellante heeft geen gebruik gemaakt van de geboden ruimte om haar kant van het verhaal te doen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de minister bevoegd was om het ontslag te verlenen en dat de minister niet gehouden was om een ontslagvergoeding toe te kennen. De Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.