ECLI:NL:CRVB:2015:551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 17 februari 2014 het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die sinds 30 december 2010 uitgevallen is voor haar werkzaamheden als medewerkster thuishulp vanwege schouder- en psychische klachten, verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag op 8 november 2012, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 13 maart 2013 ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. In hoger beroep herhaalt appellante haar argumenten en verwijst naar een brief van haar reumatoloog/internist, waarin zij stelt dat haar fysieke klachten voortkomen uit reumatoïde artritis, wat meer beperkingen met zich meebrengt dan het Uwv heeft aangenomen. Appellante betwist ook haar geschiktheid voor de geselecteerde functies, omdat zij niet in staat zou zijn om schriftelijke instructies te lezen.
De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen hebben appellante onderzocht en de relevante medische gegevens bestudeerd. De Raad concludeert dat de door appellante ingebrachte argumenten niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.