ECLI:NL:CRVB:2015:515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 24 april 2006 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die eerder het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. De zaak kwam aan het licht na informatie van de politie Haaglanden, die meldde dat appellant onder een valse identiteit werkzaamheden verrichtte bij een notenfabriek. De sociale recherche van de gemeente Delft voerde een onderzoek uit, waaruit bleek dat appellant in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 23 mei 2012 had gewerkt, maar dit niet had gemeld bij het college, wat leidde tot schending van de inlichtingenverplichting.
De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft herzien en ingetrokken, en dat de terugvordering van de gemaakte kosten van bijstand gerechtvaardigd is. Appellanten voerden aan dat de psychische gesteldheid van appellant een dringende reden was om af te zien van terugvordering, maar de Raad oordeelt dat de psychische problemen van appellant geen gevolg zijn van de terugvordering en dat er geen onaanvaardbare consequenties zijn aangetoond. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.