ECLI:NL:CRVB:2015:503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- P.H. Banda
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek WIA en beoordeling van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellante had eerder een uitkering op basis van de Ziektewet ontvangen, maar het Uwv had haar in 2004 hersteld verklaard. In 2010 vroeg zij opnieuw een WIA-uitkering aan, die werd geweigerd omdat zij niet aan de voorwaarden voldeed. Na een eerdere afwijzing in 2011, diende appellante in 2012 een herzieningsverzoek in, dat door het Uwv werd afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde deze afwijzing, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die haar aanvraag voor een WIA-uitkering konden onderbouwen. De Raad benadrukte dat de aanvraag naar zijn strekking moet worden beoordeeld en dat het Uwv niet verplicht was om de aanvraag als herzieningsverzoek voor de toekomst te beschouwen, omdat deze niet tijdig en toereikend was onderbouwd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door appellante aangevoerde feiten geen nieuw licht werpen op de eerdere besluiten van het Uwv.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de aanvraag van appellante terecht had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter, en de leden P.H. Banda en R.P.T. Elshoff, in aanwezigheid van griffier K. de Jong.