ECLI:NL:CRVB:2015:4978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering en de weigering van een IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die sinds 7 december 2009 arbeidsongeschikt is, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv weigerde haar een IVA-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond aan de conclusie van de verzekeringsarts dat appellante volledig arbeidsongeschikt was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat zij ook duurzaam arbeidsongeschikt was in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellante had betoogd dat het WIA-dossier niet compleet was en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, maar de Raad vond geen aanknopingspunten voor deze claims. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.