ECLI:NL:CRVB:2015:494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die minder dan 15% arbeidsongeschikt werd bevonden. Appellante, die sinds 31 maart 2003 vanwege psychische klachten niet meer kon werken, ontving vanaf 23 maart 2004 een WAO-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 27 augustus 2009, werd haar uitkering per 28 oktober 2009 ingetrokken. Het Uwv baseerde deze beslissing op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die concludeerden dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank onderschreef de medische en arbeidskundige grondslag van het Uwv. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat haar situatie was verslechterd. De Raad heeft deskundige Van Duijn ingeschakeld om de gezondheidstoestand van appellante te beoordelen. Van Duijn concludeerde dat er aanvullende beperkingen moesten worden erkend in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet op een juiste medische grondslag berustte en vernietigde de aangevallen uitspraak. Echter, de Raad besloot om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat de geselecteerde functies voor appellante passend bleken te zijn. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 3920,- bedroegen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in arbeidsongeschiktheidszaken.