Uitspraak
CIZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 11 februari 2013 een aanvraag ingediend bij het CIZ voor verlenging van haar indicatie voor de zorgfunctie Begeleiding individueel op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). CIZ heeft op 5 maart 2013 een indicatie gesteld voor Begeleiding individueel, klasse 3, voor de periode van 5 maart 2013 tot en met 22 maart 2013, maar heeft tevens beslist dat appellante geen vervolgindicatie voor AWBZ-zorg kan krijgen. Dit besluit is gebaseerd op de constatering dat appellante lichte beperkingen vertoont in haar psychisch functioneren en dat zij al geruime tijd niet onder behandeling is geweest bij de GGZ. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E.A.J. van Meerkerk.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische adviezen van verschillende psychiaters. De Raad concludeert dat CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat behandeling onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorligt op de inzet van AWBZ-zorg. De Raad oordeelt dat de door appellante ingebrachte medische stukken in hoger beroep niet leiden tot een ander oordeel. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J. Brand als voorzitter en H.J. de Mooij en J.P.A. Boersma als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 december 2015.