ECLI:NL:CRVB:2015:4733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van ontvangen bedragen van moeder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de rechtbank het beroep van appellante gegrond verklaarde en het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Goes vernietigde. Appellante ontvangt sinds 23 maart 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een heronderzoek door de gemeente Goes werd vastgesteld dat appellante maandelijks bedragen van haar moeder ontving, wat leidde tot de herziening van haar bijstand en de terugvordering van € 3.947,58. De rechtbank oordeelde dat een deel van deze terugvordering, ter waarde van € 957,52, niet in stand kon blijven, omdat appellante had aangetoond dat zij deze bedragen had aangewend voor specifieke kosten.
In hoger beroep heeft appellante zich gekeerd tegen de uitspraak van de rechtbank, specifiek tegen het bedrag van de terugvordering dat was vastgesteld op € 2.990,06. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de ontvangen bedragen van appellante's moeder en de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB. De Raad concludeert dat de ontvangen bedragen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze een terugkerend karakter hebben en bestemd zijn voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. De stelling van appellante dat deze bedragen niet als inkomen kunnen worden aangemerkt, omdat zij bestemd waren voor specifieke uitgaven, werd verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde.