ECLI:NL:CRVB:2015:4645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 18 december 2013 een eerder besluit van het Uwv over de afwijzing van haar WIA-uitkering bevestigde. Appellante had zich ziek gemeld vanwege hevige pijnklachten aan haar rechterknie en had in 2012 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat zij geen recht had op deze uitkering, wat door de rechtbank werd onderschreven. Appellante betwistte de medische beoordeling van het Uwv en voerde aan dat haar beperkingen niet juist waren ingeschat. Tijdens de zitting op 5 november 2015 waren zowel appellante als de werkgeefster niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om nadere medische informatie van de behandelend artsen van appellante af te wachten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan appellante voorgehouden functies, en dat de informatie van de behandelende artsen geen nieuw licht wierp op de zaak. De uitspraak werd gedaan op 17 december 2015.