ECLI:NL:CRVB:2015:4613

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
14-6521 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake reorganisatie binnen het ministerie van Defensie en functiewijzigingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Secretaris-Generaal van het ministerie van Defensie, waarbij zijn functie na een reorganisatie niet terugkeert in de nieuwe organisatie. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die voorheen werkzaam was als [functie 1], betwist dat zijn functie is komen te vervallen en stelt dat zijn huidige functie, [functie 2], een directe opvolger is van zijn vorige functie. De Raad overweegt dat de reorganisatie binnen Defensie onder de Aanwijzing SG A/983 valt, die richtlijnen geeft voor het opstellen van reorganisatieplannen. De Raad concludeert dat de functie van appellant inderdaad is gewijzigd en dat er geen gebreken zijn in de totstandkoming van het reorganisatieplan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het bezwaar van appellant ongegrond is verklaard. De Raad oordeelt dat de secretaris-generaal de nodige vrijheid heeft bij het inrichten van de organisatie en dat de gemaakte keuzes op zakelijke gronden berusten. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

Uitspraak

14/6521 AW
Datum uitspraak: 17 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
15 oktober 2014, 14/27 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Secretaris-Generaal van het ministerie van Defensie (secretaris-generaal)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De secretaris-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben over en weer nadere reacties gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Appellant is verschenen. De secretaris-generaal heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.A.D. Berkhuizen en
mr. A.F. Vink.

OVERWEGINGEN

1.1.
Op 5 november 2012 is het reorganisatieplan voor de Bestuursstaf van het ministerie van Defensie vastgesteld. Volgens de in dit plan opgenomen orgaanbeschrijving van de Directie Juridische Zaken (DJZ) bestaat DJZ uit de staf, de Militair Juridische Dienst Krijgsmacht en vijf clusters, namelijk de clusters Internationale aangelegenheden, Nationale taken en rechtshandhaving, Bestuurs- Straf- en Tuchtrecht, Civielrecht en Wet- en regelgeving. DJZ is een platte organisatie. De aansturing vindt plaats door de Directeur Juridische Zaken. De
niet-militaire functies binnen de nieuwe organisatie zijn ingepast in functiegroepen, ontleend aan het Functiegebouw Rijk. Volgens het reorganisatieplan zijn er binnen DJZ drie formatieplaatsen beschikbaar in de functiegroep Strategisch adviseur A (salarisschaal 15). Dit betreft de functies van Coördinerend juridisch bestuurlijk adviseur in de respectievelijke clusters Internationale aangelegenheden, Nationale taken en rechtshandhaving en
Bestuurs-, straf- en tuchtrecht. Voorzien is verder in twee formatieplaatsen in de functiegroep Coördinerend specialistisch adviseur B (salarisschaal 14). Hierbij gaat het om de functie van Coördinerend juridisch bestuurlijk adviseur Civielrecht en de functie van Coördinerend wetgevingsjurist.
1.2.
Appellant was tot aan de reorganisatie als [functie 1] werkzaam bij [orgaan] . Aan de functie was een salaris volgens schaal 15 verbonden. Na het voornemen daartoe bekend te hebben gemaakt en appellant gelegenheid te hebben geboden daarop een reactie te geven, heeft de secretaris-generaal appellant er op 8 mei 2013 van in kennis gesteld dat zijn functie niet terugkomt in de nieuwe organisatie. Met ingang van de omklapdatum 1 november 2013 komt de functie van appellant te vervallen en zal appellant, indien aan hem op dat moment nog geen andere functie is toegewezen, worden aangewezen als herplaatsingskandidaat in de zin van het Sociaal Beleidskader Defensie 2012-2016. Appellant heeft tegen het besluit van 8 mei 2013 bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 28 november 2013 is aan appellant, naar aanleiding van een sollicitatie, met ingang van 1 november 2013 tot 1 mei 2015 de functie van [functie 2] opgedragen. Appellant behoudt tot 1 mei 2015 zijn salaris volgens schaal 15. Na die datum maakt hij de keuze of hij de functie wil gaan vervullen tegen het daarvoor geldende salaris of dat hij alsnog gebruik wil maken van de voor hem geldende resterende externe herplaatsingsperiode.
1.4.
Bij besluit van 9 december 2013 (bestreden besluit) heeft de secretaris-generaal het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 mei 2013 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, zodat dit geen stand kan houden, maar dat de secretaris-generaal in zijn verweerschrift en ter zitting alsnog toereikend heeft gemotiveerd dat de functie van [functie 1] is komen te vervallen.
3. Appellant is het eens met de vernietiging van het bestreden besluit, maar is van mening dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen ervan in stand heeft gelaten. Volgens appellant is de functie van [functie 1] één op één overgegaan naar de functie die hij thans vervult, namelijk de functie van [functie 2] en is er dus geen sprake van dat de functie is komen te vervallen. Appellant wenst daarom aan deze functie salariëring volgens schaal 15 verbonden te zien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op elke reorganisatie binnen Defensie is de Aanwijzing SG A/983, Uitvoering reorganisaties Defensie (Aanwijzing), van toepassing. Bijlage 3 bij de Aanwijzing bevat richtlijnen voor het samenstellen van een voorlopig en een definitief reorganisatieplan. Bijlage A bij deze bijlage betreft de functievergelijkingstabel. Volgens deze laatste bijlage is sprake van een gewijzigde functie - die dus moet worden beschreven en gewaardeerd - als:
  • het samenstel van de niveaubepalende taken substantieel (dat wil zeggen voor meer dan 20%) wijzigt,
  • de aan de functie gekoppelde kennis- inzicht- en vaardigheidseisen (in termen van opleiding, ervaring en bekwaamheden) significant wijzigt,
  • de (hiërarchische of functionele) plaats van de functie in de organisatie ingrijpend wijzigt,
  • de groepscode van de functie wijzigt, dat wil zeggen het aanmerken als burger- of militaire functie.
4.2.
Wat betreft de functie van [functie 1] voorziet het reorganisatieplan, naar op zichzelf beschouwd overigens ook niet zo zeer door appellant wordt betwist, onmiskenbaar in een wijziging als zojuist bedoeld. Zo ontbreekt binnen de functiegroep Coördinerend specialistisch adviseur B een directe verantwoordelijkheid voor het richtinggevend beïnvloeden van de strategische visieontwikkeling. Dat aspect vormde, naast leidinggevende en coördinerende activiteiten, een centraal element binnen de functie van [functie 1] . In het verlengde daarvan zijn ook de aard en intensiteit van de contacten met de ambtelijke en politieke leiding gewijzigd. Daarnaast zijn de leidinggevende taken, hoe gering wellicht ook in omvang, geheel komen te vervallen. Er kan daarmee niet anders worden geconcludeerd dan dat aan het eerste van de onder 4.1 genoemde criteria is voldaan. Het niet terugkeren van de leidinggevende taken maakt bovendien dat tevens is voldaan aan het derde criterium, zijnde een ingrijpende wijziging van de hiërarchische of functionele plaats van de functie in de organisatie. Dat het aspect leidinggeven geen niveaubepalend element heeft gevormd bij de waardering van de functie van [functie 1] kan dat niet anders maken.
4.3.
Er is geen sprake van gebreken in de totstandkoming of de inhoud van het reorganisatieplan, op grond waarvan de secretaris-generaal dit plan niet aan het besluit van
8 mei 2013 ten grondslag heeft mogen leggen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een bestuursorgaan de nodige vrijheid toekomt bij het bepalen van de inrichting van zijn organisatie. Niet gezegd kan worden dat de in dit geval gemaakte keuzes niet op zakelijke en objectieve gronden berusten. Het reorganisatieplan berust op een door de minister aangekondigd en door de Tweede Kamer aanvaard voornemen tot een reductie van de Bestuursstaf met ten minste 30%. Het gegeven dat, als een onderdeel van de uitvoering van dat voornemen, een zogeheten numerus fixus is gehanteerd, inhoudende een vaststelling vooraf van de aantallen formatieplaatsen met bijbehorende rang of schaal die logischerwijs een beperking inhoudt ten opzichte van de oude situatie, maakt niet dat de gemaakte keuzes niet houdbaar zijn te achten. Ook het beroep dat appellant heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel rechtvaardigt die conclusie niet. Dat de functies van Coördinerend juridisch bestuurlijk adviseur in de clusters Internationale aangelegenheden, Nationale taken en rechtshandhaving en Bestuurs-, straf- en tuchtrecht, anders dan de functie van Coördinerend wetgevingsjurist, zijn ingedeeld in de functiegroep Strategisch Adviseur A berust, naar namens de secretaris-generaal is toegelicht, op het naar diens oordeel in het huidige tijdsgewricht toekomen van een groter politiek, beleidsmatig en bestuurlijk belang aan eerstgenoemde drie taakvelden dan aan het taakveld Wet- en regelgeving. Ook van deze keuze kan niet worden gezegd dat zij niet op zakelijke en objectieve gronden berust. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de beslissing dat de functie van Hoofd Bestuurs-, straf- en tuchtrecht ongewijzigd terugkeert in de functie van Coördinerend juridisch bestuurlijk adviseur in die sector, naar namens de secretaris-generaal is toegelicht, in zoverre foutief is geweest dat ook in die laatste functie de leidinggevende taken zijn vervallen en de plaats van de functie in de organisatie dus is gewijzigd. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 15 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1958) noopt het gelijkheidsbeginsel niet tot herhaling van gemaakte fouten.
4.4.
Appellant heeft betoogd dat zijn feitelijke taken sinds hem de functie van [functie 2] werd toebedeeld, niet zijn veranderd. Hij neemt nog deel aan dezelfde overleggen en staat in een evenzeer rechtstreekse verhouding tot de politieke leiding als voorheen. Van de beoogde rol van de Directeur Juridische Zaken als tussenschakel komt volgens appellant in de praktijk weinig terecht. Dit een en ander, wat daarvan op zichzelf beschouwd ook zij, staat los van de thans in geding zijnde besluitvorming, die voortvloeit uit het reorganisatieplan en die aan de toedeling van de genoemde functie vooraf is gegaan. Indien de feitelijk aan appellant opgedragen werkzaamheden niet overeenkomen met de hem formeel toebedeelde functie, is het vragen van functieonderhoud de aangewezen weg.
4.5.
De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.J.A. Kooijman en W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.W. Munneke

HD