ECLI:NL:CRVB:2015:4588

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
15/3407 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in het bestuursrecht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 7 april 2015 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 13 oktober 2014 aan appellante meegedeeld dat zij geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 24 november 2014 en dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij het bezwaarschrift tijdig had verzonden.

In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij niet had aangetoond dat het bezwaarschrift op 3 november 2014 was verzonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het bezwaarschrift na afloop van de termijn was verzonden, aangezien de poststempel op de envelop van 25 november 2014 was. De Raad concludeerde dat appellante niet in verzuim was geweest, maar dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/3407 ZW
Datum uitspraak: 10 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
7 april 2015, 15/144 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft J.H.M. Bos hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Namens appellante is J.H.M. Bos verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 13 oktober 2014 heeft het Uwv appellante meegedeeld dat zij met ingang van 14 november 2014 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat zij in staat wordt geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen met het vervullen van de functies doktersassistente, wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur en inpakker (handmatig). Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 9 januari 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard wegens het overschrijden van de voor het indienen van het bezwaarschrift geldende termijn van zes weken en het ontbreken van bijzondere omstandigheden waardoor appellante niet in de gelegenheid was tijdig bezwaar te maken.
2. Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 24 november 2014 en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt het bezwaarschrift, zoals zij heeft gesteld, op 3 november 2014 te hebben verzonden. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld geen reden te zien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij met het overleggen van de betreffende pagina uit het postboek, niet aannemelijk heeft gemaakt het bezwaarschrift tijdig te hebben verzonden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. In artikel 6:8 van de Awb is bepaald dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 6:9 van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of, bij verzending per post, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2.
Niet in geschil is dat het besluit van 13 oktober 2014 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, zodat ervan wordt uitgegaan dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 24 november 2014. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat met het overleggen van de pagina uit het ‘postboek’ van de gemachtigde van appellante, waarin onder de datum 3 november 2014 vermeld wordt ‘ [naam bezwaarschrift] ’, niet aannemelijk is gemaakt dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op de in het boek vermelde datum ter post is bezorgd. Appellante wist op 20 november 2014, dus voor het einde van de bezwaartermijn, dat het Uwv geen bezwaarschrift van haar had ontvangen. Zij heeft alsnog een bezwaarschrift ingediend. De poststempel op de envelop waarbij het bezwaarschrift is verzonden, is van 25 november 2014. Dat betekent dat het bezwaarschrift na afloop van de termijn voor het indienen van bezwaar, en daarmee niet tijdig, is verzonden.
4.3.
In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt geen aanleiding de overschrijding van de termijn verschoonbaar te achten.
4.4.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en E.W. Akkerman en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2015.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) W. de Braal

IJ