ECLI:NL:CRVB:2015:4444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van ZW-uitkering op basis van inkomsten uit zelfstandige arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellante, die als zelfstandige was verzekerd. Appellante had zich vrijwillig verzekerd voor de ZW en was op 18 januari 2011 uitgevallen wegens ziekte. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar met ingang van 20 januari 2011 een ZW-uitkering toegekend, maar later vastgesteld dat haar inkomsten als zelfstandige hoger waren dan het verzekerde dagloon. Hierdoor werd de ZW-uitkering met terugwerkende kracht op nihil gesteld en werd een bedrag van € 10.061,40 teruggevorderd.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het Uwv had in een nieuw besluit de bezwaren van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de toepassing van artikel 31, tweede lid, van de ZW (oud) niet correct was, omdat het dagloon dat zij had gekozen niet representatief was voor haar gederfde inkomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de wetgeving duidelijk is en dat de inkomsten uit zelfstandige arbeid in mindering moeten worden gebracht op de ZW-uitkering. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering op nihil had gesteld en dat de terugvordering van het onverschuldigd betaalde ziekengeld gerechtvaardigd was.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verzekerde om zich bewust te zijn van de gevolgen van hun gekozen dagloon en de impact van hun inkomsten op de ZW-uitkering. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.