ECLI:NL:CRVB:2015:4434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ziekengeldsanctie en re-integratie-inspanningen van eigenrisicodrager
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een ziekengeldsanctie is opgelegd aan appellante, die als eigenrisicodrager fungeert. De werknemer van appellante raakte op 23 maart 2011 arbeidsongeschikt door een bedrijfsongeval en heeft op 28 december 2012 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet WIA. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en heeft besloten dat de werknemer geen recht heeft op een WIA-uitkering, met een doorbetaling van ziekengeld tot 19 februari 2014. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte haar beroepsgrond heeft verworpen, waarin zij stelt dat de (verzekerings)arts de identiteit van de werknemer niet correct heeft vastgesteld, wat volgens haar een voorwaarde is voor het opleggen van een ziekengeldsanctie. Het Uwv heeft echter betoogd dat de identificatie van de werknemer geen vereiste is voor het opleggen van de sanctie en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bedrijfsarts van appellante tekort is geschoten in zijn begeleiding van de werknemer.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat het Uwv op juiste gronden de ziekengeldsanctie heeft opgelegd. De Raad heeft geoordeeld dat er geen reden is om het rapport van de artsen buiten beschouwing te laten en dat de identificatie van de werknemer niet in alle gevallen noodzakelijk is. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.