1.9.Het bezwaar tegen deze besluiten is bij besluit van 28 januari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daartoe overwogen dat appellante, gelet op alle bekende feiten en omstandigheden, de verzekeringsarts bij verzekeringsgeneeskundig onderzoek in 2007 en met een vragenlijst uit 2007 door handelen en presentatie onjuist heeft geïnformeerd. Het door appellante opgeroepen beeld is bevestigd door de door appellante ingebrachte informatie van de psychiaters Gerards en [G.] . Vastgesteld is dat appellante vanaf
7 februari 2007 geen beperkingen had voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg van ziekte of gebreken. Appellante was niet om medische reden buiten staat om de verzekeringsarts een volledig en juist beeld te geven van haar klachten en belemmeringen. Als gevolg van schending van de in artikel 80 van de WAO neergelegde informatieplicht is aan appellante ten onrechte uitkering verstrekt.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, kort weergegeven, overwogen dat de bevindingen en conclusies van Kondakçi, gelezen in samenhang met de informatie van de verzekeringsartsen en psychiaters en de erkenning van appellante bij Kondakçi dat zij zich anders heeft voorgedaan, een voldoende overtuigende en medisch onderbouwde grondslag bieden voor het standpunt van het Uwv dat er bij appellante geen sprake was van een psychiatrische ziekte of gebrek en dat appellante het Uwv onjuist heeft geïnformeerd over haar gezondheidstoestand. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante door haar toedoen ten onrechte een uitkering is verstrekt en dat haar WAO-uitkering met terugwerkende kracht kan worden beëindigd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de datum waarop de uitkering van appellante is herzien te wijzigen van 7 februari 2007 in 9 maart 2007 zijnde de datum waarop de zenuwarts Colon naar aanleiding van het onder 1.2 vermelde onderzoek van appellante heeft geconcludeerd dat bij appellante geen objectief medisch aantoonbare aandoeningen kunnen worden vastgesteld. Deze wijziging heeft de rechtbank geleid tot gegrondverklaring van het beroep, gedeeltelijke vernietiging van het bestreden besluit, en zelf voorziend, te bepalen dat de WAO-uitkering van appellante wordt beëindigd per 9 maart 2007, met dienovereenkomstige verlaging van het terug te vorderen bedrag aan onverschuldigd betaalde WAO-uitkering.
3. In hoger beroep heeft appellante haar in beroep aangevoerde gronden in essentie herhaald. Appellante ontkent daarbij dat zij onjuiste informatie aan het Uwv heeft verstrekt en acht deze stelling van het Uwv onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft volgens appellante ten onrechte geen onafhankelijk deskundige benoemd. Dit was wel noodzakelijk omdat de visie van de door het Uwv ingeschakelde deskundige Kondakçi afwijkt van de visie van de behandeld psychiaters. Voorts is het risico van tunnelvisie aanwezig omdat alle zaken waarin de verdachte psychiater [G.] een rol speelt door het Uwv zijn voorgelegd aan psychiaters uit hetzelfde ziekenhuis te Tilburg. Appellante heeft verder op de duur van de uitkeringsrelatie gewezen en de Raad verzocht om inschakeling van een onafhankelijk psychiater.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 80, eerste lid, van de WAO - zoals die bepaling luidde ten tijde in geding - is degene die in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering verplicht aan het Uwv, op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald.
4.1.2.In artikel 36a, eerste lid, van de WAO is bepaald dat het Uwv een beschikking tot toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering herziet of intrekt:
(…)
b. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 25, 28 of 80 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
c. indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
d. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 25, 28 of 80 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.
4.1.3.Op grond van artikel 57, eerste lid van de WAO, wordt de uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 36a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het Uwv van de belanghebbende teruggevorderd. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat het Uwv, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.