ECLI:NL:CRVB:2015:4347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
14/5855 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering naar de functie van senior GGP en de ingangsdatum daarvan

In deze zaak gaat het om de bevordering van een politieambtenaar naar de functie van senior GGP. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, de korpschef van politie, had de bevordering van de betrokkene vastgesteld op 1 september 2012, maar de rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de bevordering op 1 november 2010 moest worden vastgesteld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de ingangsdatum en heeft deze vastgesteld op 1 oktober 2011. De Raad oordeelde dat de betrokkene gedurende de beoordeelde periode aan alle voorwaarden voldeed voor bevordering, zoals blijkt uit lovende beoordelingen. De Raad heeft ook overwogen dat de beoordeling uit 2007 niet relevant was voor de ingangsdatum, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van recente beoordelingen. De Raad heeft de korpschef veroordeeld in de kosten van de betrokkene in bezwaar, beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 2.940,-. De uitspraak bevestigt dat de ingangsdatum voor de bevordering naar de functie van senior GGP op 1 oktober 2011 moet worden vastgesteld, en dat de eerdere beslissing van de korpschef niet in stand kan blijven.

Uitspraak

14/5855 AW
Datum uitspraak: 26 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 september 2014, 14/636 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaken 14/3023 en 14/3024 plaatsgevonden op 28 mei 2015. Namens appellant is verschenen mr. J.T. Zwart. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en heden wordt in de zaken 14/3023 en 14/3024 apart uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is sinds 1994 aangesteld als politieambtenaar, laatstelijk bij de voormalige politieregio [politieregio] in de functie van medewerker [naam functie A] [functie A]. Deze functie is ook wel genoemd [functtie A-2].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroming van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is, voor zover hier van belang, als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. In april 2013 zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede de uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming (bevordering).
1.3.
Het functioneren van betrokkene in de periode van 11 september 2006 tot 1 juni 2007 is beoordeeld als boven de norm. Blijkens verslagen van functioneringsgesprekken, gehouden op 19 december 2008 en 3 augustus 2009 had betrokkene zich voldoende ontwikkeld in zijn functie van generalist GGP. Op 16 juni 2012 heeft betrokkene verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP.
1.4.
Op 1 september 2012 heeft de korpsbeheerder van de toenmalige politieregio [politieregio] besloten het loopbaanbeleid uit te gaan voeren.
1.5.
In een op 30 mei 2013 vastgestelde beoordeling over de periode van oktober 2011 tot oktober 2012 is het functioneren van betrokkene beoordeeld als boven de norm. Op 31 mei 2013 is de verwachting uitgesproken dat hij geschikt is voor de functie van senior GGP.
1.6.
Bij besluit van 10 juni 2013 heeft appellant betrokkene bevorderd naar de functie van senior GGP met ingang van 1 september 2012, de uitvoeringsdatum. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 11 december 2013 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Appellant heeft het besluit van 10 juni 2013 wat betreft de ingangsdatum herroepen en deze bepaald op 16 juni 2012, de aanvraagdatum.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 10 juni 2013 herroepen voor zover dit de ingangsdatum betreft en deze datum vastgesteld op 1 november 2010. De rechtbank heeft overwogen dat de gemachtigde van appellant ter zitting te kennen heeft gegeven dat de beoordeling uit 2007 voldoende is voor bevordering, maar te oud, en dat als hij van de juiste datum was, betrokkene was bevorderd per 1 november 2010. Omdat uit de in 2008 en 2009 gevoerde functioneringsgesprekken volgt dat betrokkene stabiel functioneert acht de rechtbank het aannemelijk dat betrokkene op 1 november 2010 aan alle voorwaarden voldeed om voor bevordering in aanmerking te komen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de beoordeling uit 2007 en de functioneringsverslagen van 2008 en 2009 heeft meegewogen. Volgens het loopbaanbeleid is één van de vereisten een recente beoordeling. Dat is een beoordeling vanaf 1 november 2010 of niet ouder dan twee jaar, dus van niet eerder dan 1 november 2008.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De uitvoeringsafspraken luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“2. De aanvraagdatum gedaan door de medewerker, of de datum dat het bevoegd gezag heeft besloten de afspraken uit te gaan voeren is ook de datum voor de Terugwerkende kracht regeling (TWK), maar niet verder terug dan 1 november 2010. De vroegste datum telt.
3. In het verlengde van punt 2 nog het volgende. Over het vraagstuk van terugwerkende kracht zijn al eerder uitspraken gedaan. Het uitgangspunt is namelijk dat een medewerker pas in aanmerking komt voor de bevordering en plaatsing in de functie Senior GGP op het moment dat hij aan alle voorgeschreven criteria voldoet. Het onderhavige loopbaanbeleid geldt al sinds 1 november 2010 en het pas erg laat uitvoering geven aan dit beleid kan de medewerker niet worden tegengeworpen. Als een korps pas in oktober 2012 start met de uitvoering van dit beleid en vaststaat dat een medewerker in november 2011 aan alle voorwaarden om voor bevordering in aanmerking te komen voldeed, dan wordt deze medewerker alsnog per november 2011 bevorderd en geplaatst in de functie Senior GGP. In deze is de aanvraagdatum van de medewerker dan wel de uitvoeringsdatum van de werkgever dus niet relevant voor de terugwerkende kracht. Uiteraard dient de aanvraag van de medewerker wel uiterlijk 31 december 2012 te hebben plaatsgevonden.
(…)
8. Het beleid is medio 2010 afgesproken en 1 november 2010 van kracht geworden. De laatste datum is bepalend voor de beslissing. Een beoordeling van dat moment (of niet ouder dan twee jaar) is hierin leidend.”
4.2.
De Raad leidt uit deze uitvoeringsafspraken, in onderlinge samenhang bezien, het volgende af. De ingangsdatum van de bevordering naar de functie van senior GGP is de aanvraagdatum of, in het geval dit eerder is, de datum waarop het bevoegd gezag de afspraken is gaan uitvoeren (uitvoeringsdatum). Indien echter een medewerker al eerder dan de aanvraagdatum of de uitvoeringsdatum materieel aan alle voorwaarden voldeed, is de ingangsdatum van de bevordering de datum waarop aan die voorwaarden werd voldaan, met dien verstande dat de ingangsdatum niet verder terug gaat dan 1 november 2010. Of al op een eerder moment dan de aanvraagdatum of de uitvoeringsdatum sprake was van functioneren boven de norm en verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP zal duidelijk en ondubbelzinnig uit een recente beoordeling - dat is een beoordeling vastgesteld op
1 november 2008 of later - moeten blijken. Is dat het geval, dan dient de ingangsdatum van de bevordering op dit eerdere moment - zij het niet voor 1 november 2010 - te worden gesteld. Dit geldt ook als de beoordeling, inhoudende dat geen sprake is van functioneren boven de norm en/of verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, in rechte geen stand kan houden en uit andere beschikbare stukken duidelijk en ondubbelzinnig blijkt dat al op dat eerdere moment aan de voorwaarden werd voldaan. De Raad ziet in de uitvoeringsafspraken geen aanleiding om onderscheid te maken tussen bevorderingen op aanvraag en ambtshalve bevorderingen.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat de beoordeling uit 2007 buiten beschouwing moet blijven. Ook al functioneerde betrokkene mogelijk op 1 november 2010 al boven de norm, dat neemt niet weg dat hij op die datum nog niet aan alle voorwaarden voor bevordering voldeed, te weten een niet eerder dan op 1 november 2008 vastgestelde beoordeling boven de norm en een verwachte geschiktheid. De recente beoordeling ziet op de periode van 1 oktober 2011 tot
1 oktober 2012. In de periode tussen juni 2007 en 1 oktober 2011 heeft betrokkene wel gevraagd om een beoordeling, maar die is niet opgemaakt. Betrokkene had tegen het uitblijven van een beoordeling rechtsmiddelen kunnen aanwenden, zodat de gevolgen daarvan voor zijn rekening en risico dienen te blijven. Dit betekent dat 1 oktober 2011 de vroegst mogelijke datum is waarop betrokkene aan alle voorwaarden kan voldoen.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak in aanmerking komt voor vernietiging, voor zover daarbij de ingangsdatum voor de bevordering is vastgesteld op 1 november 2010. Het hoger beroep slaagt in zoverre.
4.5.1.
Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad nu beoordelen of er in de periode vanaf 1 oktober 2011 tot 16 juni 2012 een datum is aan te wijzen waarop betrokkene voldeed aan alle voorwaarden voor bevordering.
4.5.2.
Uit de in de beoordeling gebruikte - lovende - bewoordingen over zijn functioneren en de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP, blijkt duidelijk en ondubbelzinnig dat betrokkene gedurende de gehele beoordeelde periode, dus vanaf 1 oktober 2011, aan alle voorwaarden voldeed. Opmerking verdient in dit verband dat dit oordeel in lijn is met wat de gemachtigde van appellant ter zitting van de rechtbank heeft verklaard en aansluit bij de beoordeling uit 2007.
4.5.3.
Dit betekent dat de rechtbank terecht het bestreden besluit heeft vernietigd en het primaire besluit van 10 juni 2013 heeft herroepen voor zover het in ingangsdatum van de bevordering betreft.
4.5.4.
De Raad zal de aangevallen uitspraak dan ook voor het overige met verbetering van gronden bevestigen en de ingangsdatum voor de bevordering naar de functie van senior GGP bepalen op 1 oktober 2011.
5. Aanleiding bestaat om de korpschef te veroordelen in de kosten van appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep tot en bedrag van in totaal € 2.940,- wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de ingangsdatum voor bevordering en
benoeming in de functie van Medewerker Basispolitiezorg-B is vastgesteld op 1 november
2010;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- stelt de ingangsdatum voor bevordering en benoeming in de functie van senior GGP vast op
1 oktober 2011 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit
van 11 december 2013;
- bepaalt dat de korpschef aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van € 406,- vergoedt;
- veroordeelt de korpschef in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.940,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2015.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) S.W. Munneke

HD