ECLI:NL:CRVB:2015:434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellant voor zijn arbeid en het recht op ziekengeld. Appellant, die sinds 1 oktober 1989 werkzaam was als productiemedewerker, meldde zich ziek op 12 april 2011 vanwege toegenomen klachten van schouder-, nek- en hoofdpijn. Na een medische beoordeling concludeerde de verzekeringsarts dat appellant per 8 mei 2012 weer geschikt was voor zijn maatgevende arbeid, wat leidde tot het besluit van het Uwv om het recht op ziekengeld te beëindigen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep ongegrond, wat appellant noopte tot hoger beroep.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij op 8 mei 2012 niet in staat was om te werken door zijn nek- en hoofdpijnklachten, die volgens hem voortkwamen uit artrose. De Raad beoordeelde de medische informatie, waaronder een brief van de orthopedisch chirurg van 26 april 2013, en concludeerde dat er geen nieuwe beperkingen waren vastgesteld die de eerdere beoordeling van de verzekeringsarts zouden ondermijnen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant geschikt was voor zijn arbeid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.