Uitspraak
14 mei 2014, 13/7179 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vaststelling van het dagloon van betrokkene, die sinds 18 december 2006 werkzaam was bij een werkgever en arbeidsongeschikt was verklaard vanaf 9 maart 2012. Betrokkene had een WW-uitkering aangevraagd, waarbij het dagloon was vastgesteld op € 114,89. Betrokkene maakte bezwaar tegen deze vaststelling, omdat zijn salaris bestond uit een basis salaris en een toeslag die niet was meegenomen in de berekening van het dagloon.
De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de overweging dat de toeslag als loon moest worden aangemerkt. Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, ging in hoger beroep en voerde aan dat betrokkene niet had aangetoond dat hij minder loon had ontvangen wegens ziekte. De Raad oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van betrokkene per 1 augustus 2013 was ontbonden en dat de referteperiode voor de vaststelling van het dagloon correct was vastgesteld op de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013.
De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat betrokkene tijdens de referteperiode minder loon had ontvangen en dat de toeslag niet vorderbaar was. Het hoger beroep van appellant slaagde, en de aangevallen uitspraak werd vernietigd. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard, zonder veroordeling in de proceskosten.