In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die het bestreden besluit had vernietigd. De zaak betreft de vraag of betrokkene, die in Marokko woont, zich kan aanmelden voor de vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). Betrokkene had in 2012 verzocht om toelating tot deze vrijwillige verzekering, maar de Sociale verzekeringsbank had dit verzoek afgewezen omdat betrokkene zijn aanvraag niet binnen een jaar na het einde van zijn verzekering had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de Sociale verzekeringsbank ten onrechte had gesteld dat de datum van toekenning van de WAO-uitkering niet relevant was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld over de relevantie van de WAO-toekenning. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene sinds 1 januari 2000 niet verplicht verzekerd is voor de AOW en de Anw, omdat hij buiten Nederland woont. De Raad heeft de aangevallen uitspraak gedeeltelijk vernietigd en het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering en de gevolgen van het wonen buiten Nederland voor de sociale verzekeringen.