ECLI:NL:CRVB:2015:4266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1992 arbeidsongeschikt is door knieklachten. Appellant, die in 1995 naar Spanje verhuisde, heeft in 2008 een herbeoordeling aangevraagd vanwege vermeende toegenomen arbeidsongeschiktheid door gewrichts- en psychische klachten. Het Uwv heeft appellant onderzocht door een orthopeed en een psychiater, maar concludeerde dat zijn medische situatie niet was veranderd ten opzichte van eerdere beoordelingen. In 2011 meldde appellant zich opnieuw als arbeidsongeschikt, wat leidde tot een herziening van zijn uitkering in 2013. Het Uwv verlaagde de mate van arbeidsongeschiktheid naar 45-55%, wat appellant betwistte.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en de medische grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij opnieuw stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.