ECLI:NL:CRVB:2015:4105

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
14/1736 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Ziektewet na WIA-beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Smit, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De zaak betreft de beoordeling van de medische situatie van de appellant na een eerdere WIA-beoordeling, waarbij het Uwv had vastgesteld dat hij geschikt was voor het verrichten van bepaalde functies. De appellant had zich ziek gemeld en het Uwv had na medisch onderzoek geconcludeerd dat hij per 9 april 2013 en 24 mei 2013 geen recht had op een ZW-uitkering.

De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen van de appellant juist waren. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de medische beoordeling voldoende zorgvuldig was en dat er te weinig beperkingen waren aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van de rechtbank volledig kon worden onderschreven. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe relevante informatie had ingebracht die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

14/1736 ZW
Datum uitspraak: 4 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
14 februari 2014, 13/2185 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Smit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 14 juni 2013 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia) van 24 april 2011 tot 2 januari 2012. In het kader van de
WIA-beoordeling zijn voor appellant functies geduid.
1.2.
Na afloop van de WIA-uitkering heeft het Uwv appellant in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 9 april 2013 heeft appellant zich ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Naar aanleiding daarvan heeft appellant het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. Deze arts heeft overwogen dat appellant per 9 april 2013 geschikt is voor het verrichten van de voor appellant in het kader van de WIA-beoordeling voorgehouden functies. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van
7 mei 2013 bepaald dat appellant per 9 april 2013 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.3.
Appellant heeft zich opnieuw ziek gemeld per 24 mei 2013. Het Uwv heeft na onderzoek door een verzekeringsarts bij besluit van 12 juni 2013 bepaald dat appellant per 24 mei 2013 geen recht heeft op een uitkering op grond van de ZW. Ook tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 13 augustus 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv, na advies door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 7 mei 2013 en van 12 juni 2013 ongegrond verklaard.
2. Het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de beoordeling van de medische situatie van appellant berust op zorgvuldig medisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en recente informatie van de behandelend sector bij zijn overwegingen betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gelet op het zorgvuldige onderzoek, moet worden uitgegaan van de beperkingen zoals die door de verzekeringsartsen zijn vastgesteld en dat niet is gebleken dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. Terecht heeft het Uwv appellant geschikt geacht tot het verrichten van (ten minste één van) de in het kader van de eerdere WIA-beoordeling geduide functies en terecht per 9 april 2013 en 24 mei 2013 de ZW-uitkering geweigerd.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Voorts heeft appellant aangevoerd dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen en dat hij op de beide data in geding niet in staat was om zijn arbeid te verrichten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Voor het juridisch kader wordt verwezen naar de rubrieken 3.1. en 3.2. van de aangevallen uitspraak.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank zoals gegeven bij de aangevallen uitspraak en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid, worden volledig onderschreven. Het hoger beroepschrift heeft zich beperkt tot het niet nader toegelichte standpunt van appellant dat het onderzoek niet voldoende zorgvuldig is geweest en dat appellant op beide data in geding verdergaand beperkt was dan aangenomen door de verzekeringsartsen van het Uwv. Appellant heeft aangevoerd dat dit zo mogelijk met actueel onderzoek nog kan worden onderbouwd. Appellant heeft in het hoger beroepschrift eveneens aangekondigd te overwegen het hoger beroep in te trekken als een bezwaarprocedure in het kader van de Wet Wia voor hem gunstig af zou lopen. Volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van het Uwv op de zitting van de Raad zijn de bezwaren van appellant tegen het WIA-besluit echter ongegrond verklaard. Het hoger beroep is niet ingetrokken. Appellant heeft evenmin zijn beroepsgronden voorzien van een nadere toelichting noch heeft hij actuele medische informatie ingebracht. Wat in hoger beroep is aangevoerd, geeft dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
4.3.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en M.C. Bruning en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) V. van Rij

NK