Uitspraak
OVERWEGINGEN
f945.000,- tegen een rente van 5% met een looptijd van 25 jaar. Het [district] is met ingang van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellant, werkzaam bij het voormalige district, had een hypothecaire geldlening ontvangen op basis van de Financieringsregeling huisvesting ambtenaren. Na de opheffing van het district en de samenvoeging tot Waterschap Rivierenland, verzocht de appellant in 2005 om oversluiting van zijn lening. Dit verzoek werd afgewezen, waarna de appellant in 2010 opnieuw om oversluiting vroeg. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, omdat de brief van 26 juli 2005 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het besluit van 1 juni 2005 in rechte vaststaat. De Raad oordeelde verder dat de appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven tot herziening van het besluit. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van onrechtmatige besluiten. De Raad verklaarde het beroep van 31 augustus 2012 niet-ontvankelijk en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.