ECLI:NL:CRVB:2015:409

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
13-6107 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsverplichtingen en ontheffing onder de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de vraag of betrokkene, die sinds 18 maart 1997 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), volledig of gedeeltelijk ontheven kan worden van zijn arbeidsverplichtingen. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Maassluis, heeft betrokkene geweigerd te ontheffen van deze verplichtingen, ondanks medische adviezen die zijn belastbaarheid en de noodzaak van een re-integratietraject benadrukken.

De rechtbank had in eerdere uitspraken geoordeeld dat onvoldoende was gemotiveerd waarom betrokkene de volledige arbeidsverplichtingen opgelegd kreeg. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene, ondanks zijn medische klachten, feitelijk in staat was om arbeid te verrichten, zoals blijkt uit een fraudeonderzoek. De Raad oordeelt dat de appellant terecht heeft geweigerd om betrokkene ontheffing te verlenen, omdat hij in staat wordt geacht om loonvormende arbeid te verrichten, rekening houdend met zijn beperkingen.

De Raad vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 20 november 2012 ongegrond. Tevens wordt het besluit van 18 november 2013 vernietigd, omdat dit besluit voortvloeit uit de eerdere uitspraak die nu is vernietigd. De Raad concludeert dat er geen reden is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/6107 WWB, 14/331 WWB
Datum uitspraak: 17 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2013, 13/55 T (aangevallen tussenuitspraak) en de einduitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 oktober 2013, 13/55 (aangevallen einduitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Maassluis (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. R. Moghni, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Moghni. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M.S. van Sprundel-Steenwinkel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene ontvangt sinds 18 maart 1997 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Voor hem gelden de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB.
1.2.
In verband met de medische klachten van betrokkene heeft appellant hem aangemeld voor een medisch onderzoek om zijn arbeidsmogelijkheden vast te stellen. Op 2 mei 2011 heeft Salude Deskundige Dienst (Salude) op verzoek van appellant een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Het advies van Salude houdt in dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten en, met inachtneming van zijn beperkingen, is aangewezen op gangbare arbeid en deelname aan een re-integratietraject, waarbij gestart dient te worden met twintig uur per week.
1.3.
Op 10 februari 2012 heeft betrokkene appellant verzocht hem gelet op zijn gezondheidstoestand voor de duur van vijf jaar volledig te ontheffen van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB.
1.4.
Bij besluit van 18 april 2012 heeft appellant, onder verwijzing naar het onder 1.2 vermelde advies, geweigerd appellant te ontheffen van de arbeidsverplichtingen.
1.5.
Hangende het door betrokkene tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft Salude op verzoek van appellant op 16 oktober 2012 een medisch, psychologisch en arbeidskundig advies uitgebracht. Salude heeft daarbij vastgesteld dat betrokkene medische en psychologische beperkingen heeft. Wat betreft de belastbaarheid van betrokkene houdt het advies van Salude in dat opgestart kan worden met maximaal tien tot vijftien uur per week, dat dit op termijn van enkele weken/maanden langzaam en stapsgewijs kan worden uitgebreid en dat het aanbeveling verdient rekening te houden met een opbouwperiode van zes maanden voordat voltijds loonvormende arbeid kan worden verricht dan wel kan worden gere-integreerd. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat betrokkene in staat is tot deelname aan loonvormende arbeid op de reguliere arbeidsmarkt gedurende twintig uur per week en hierbij aangewezen is op een re-integratietraject richting werk.
1.6.
Bij besluit van 20 november 2012 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 18 april 2012 ongegrond verklaard. Hieraan heeft appellant, onder verwijzing naar het onder 1.5 vermelde advies, ten grondslag gelegd dat bij de invulling van de arbeidsverplichtingen rekening wordt gehouden met de in dit advies beschreven beperkte belastbaarheid, zowel in fysiek/psychisch opzicht als in urenopbouw, van betrokkene.
1.7.
In het kader van een fraudeonderzoek heeft betrokkene op 4 februari 2013 verklaard dat hij sinds eind november 2012 werkt in eethuis [eethuis]. Hij heeft daar vanaf dat moment gemiddeld drie dagen per week van 1.00 tot 5.00 uur schoonmaakwerkzaamheden en vanaf
20 januari 2013 dagelijks van 16.00 tot 24.00 uur schoonmaak- en opruimwerkzaamheden verricht.
2.1.
Bij de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de volledige arbeidsverplichtingen aan betrokkene kunnen worden opgelegd. De rechtbank heeft hieraan, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van
2 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR4030, ten grondslag gelegd dat uit het onder 1.5 vermelde advies van 16 oktober 2012 volgt dat betrokkene eerst een re-integratietraject moet volgen voordat hij kan deelnemen aan loonvormende arbeid.
2.2.
Bij brief van 1 augustus 2013 heeft appellant het bestreden besluit als volgt nader gemotiveerd. Betrokkene is arbeidsgeschikt en moet reeds in staat worden geacht tien tot vijftien uur per week loonvormende arbeid te verrichten, rekening houdend met zijn beperkingen. Hem kan dan ook geen ontheffing worden verleend van de arbeidsverplichting om naar vermogen arbeid te verrichten. De in het advies van Salude van 16 oktober 2012 vermelde re-integratie ziet op de opbouwperiode van zes maanden om te komen tot voltijds loonvormende arbeid en niet op het arbeidsgeschikt maken van betrokkene. Appellant ziet bovendien in de in 1.7 genoemde werkzaamheden die betrokkene voor eethuis [eethuis] verricht, een bevestiging van voornoemde overwegingen van het advies van Salude dat betrokkene zich - ook zonder intensieve begeleiding - op de arbeidsmarkt kan begeven.
2.3.
Bij de aangevallen einduitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over proceskosten en griffierecht, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Hieraan heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat het bij de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet is hersteld. De rechtspraak van de Raad biedt geen aanknopingspunt voor het standpunt van appellant dat iemand niet gedeeltelijk van de arbeidsverplichtingen kan worden vrijgesteld. Appellant heeft nog steeds niet onderbouwd waarom betrokkene toch de volledige arbeidsverplichtingen konden worden opgelegd, ondanks dat uit het advies dat ten grondslag ligt aan de besluitvorming volgt dat hij ten tijde van belang beperkt belastbaar was. De door appellant in aanmerking genomen werkzaamheden van betrokkene voor eethuis [eethuis] vallen buiten het bereik van deze procedure.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft appellant - samengevat - aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij gaat dat het verzoek van betrokkene er op is gericht hem voor de duur van vijf jaar volledig te ontheffen van de arbeidsverplichtingen, terwijl de bevindingen en conclusies in het in 1.5 genoemde advies van Salude niet door betrokkene worden betwist. In dat advies is geconcludeerd dat betrokkene geschikt is loonvormende arbeid te verrichten. De in dit advies genoemde opbouwperiode is geen reden voor ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Met inachtneming van de beperkingen van betrokkene kunnen hem de volledige arbeidsverplichtingen worden opgelegd. De rechtbank heeft verder ten onrechte geen rekening gehouden met de door betrokkene verrichte werkzaamheden voor eethuis [eethuis].
4. Appellant heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak bij besluit van
18 november 2013 (nader besluit) het bezwaar tegen het besluit van 18 april 2012 gegrond verklaard en betrokkene vanaf 18 november 2013 tijdelijk gedeeltelijk ontheven van de arbeidsverplichtingen voor de periode van een half jaar. Daaraan heeft het dagelijks bestuur, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Betrokkene wordt niet geacht op voltijdse basis te gaan werken, maar op parttime basis zijn werkritme op te bouwen tot voltijds aan het einde van de periode. Op grond van het in 1.5 genoemde advies van Salude moet betrokkene starten met vijftien uur per week. Betrokkene dient elke week één uur langer te werken, zodat hij na zes maanden voltijds kan werken, daarbij rekening houdend met de in het medisch advies beschreven beperkte belastbaarheid.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Het nader besluit wordt, gelet op het bepaalde in de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, mede in de beoordeling betrokken.
5.2.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB - voor zover van belang - is de belanghebbende verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden. Het tweede lid van artikel 9 van de WWB biedt het college de mogelijkheid om in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
5.3.
Appellant heeft terecht aangevoerd dat het in 1.5 genoemde advies van Salude niet door betrokkene is betwist. Tussen partijen is in geschil of appellant, gelet op dat advies, gebruik had moeten maken van de mogelijkheid om betrokkene geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen.
5.4.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft appellant in het bestreden besluit onder verwijzing naar het in 1.5 genoemde advies bij de invulling van de arbeidsverplichtingen rekening gehouden met de beperkte belastbaarheid van betrokkene, ook in urenopbouw. Uit dit advies volgt dat betrokkene in staat is tot deelname aan loonvormende arbeid op de reguliere arbeidsmarkt en deze arbeid na een opbouwperiode voltijds kan verrichten. Salude heeft ten aanzien van de belastbaarheid van betrokkene niet alleen geconcludeerd dat betrokkene in staat is voltijds loonvormende arbeid te verrichten, maar ook dat hij kan starten met het verrichten van dergelijke arbeid. De geadviseerde urenopbouw van vijftien uur per week tot voltijds werkzaamheden, welke opbouw volgens Salude binnen een half jaar kan worden gerealiseerd, ziet op de invulling van de arbeidsverplichtingen. Door in het bestreden besluit de arbeidsverplichtingen volledig te handhaven en bij de invulling daarvan rekening te houden met de geadviseerde urenopbouw heeft appellant een nadere duiding gegeven van de verplichting om naar vermogen arbeid te verrichten. Nu betrokkene geschikt is geacht om voltijds loonvormende arbeid te verrichten, is in de geadviseerde opbouwperiode geen reden gelegen om hem volledig of gedeeltelijk te ontheffen van de arbeidsverplichtingen.
5.5.
De stelling van betrokkene dat uit het advies van Salude van 16 oktober 2012 volgt dat hij eerst na het volgen van een re-integratietraject belastbaar is en om die reden volledig had moet worden vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen, treft geen doel. In het advies is weliswaar opgenomen dat een re-integratietraject van belang is, maar niet dat dit een voorwaarde is voor het verrichten van arbeid. In het geadviseerde re-integratietraject is dan ook evenmin reden gelegen om betrokkene volledig of gedeeltelijk te ontheffen van de arbeidsverplichtingen.
5.6.
Appellant heeft er verder terecht op gewezen dat betrokkene, zoals uit het in 1.7 genoemde fraudeonderzoek blijkt, ook feitelijk in staat is geweest arbeid te verrichten. Reeds omdat betrokkene kort na het uitbrengen van het advies van Salude met de werkzaamheden bij eethuis [eethuis] is begonnen, bestaat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen aanleiding deze omstandigheid buiten beschouwing te laten.
5.7.
Uit 5.2 tot en met 5.6 volgt dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak moeten worden vernietigd. De Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren. Daarmee komt tevens de grondslag aan het nader besluit te ontvallen, zodat dit besluit eveneens moet worden vernietigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 20 november 2012 ongegrond;
- vernietigt het besluit van 18 november 2013.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en G.M.G. Hink en C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2015.
(getekend) W.F. Cleassens
De griffier is buiten staat te ondertekenen

HD