ECLI:NL:CRVB:2015:4045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich per 6 mei 2013 ziek had gemeld met longklachten. Appellant, die als facilitair medewerker werkte, ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts, werd geconcludeerd dat appellant per 10 januari 2014 weer geschikt was voor zijn functie. Het Uwv beëindigde daarop de uitkering. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn psychische klachten niet eerder waren onderkend en dat deze een rol speelden bij zijn arbeidsongeschiktheid. Hij overhandigde informatie van verschillende behandelaars ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld had beëindigd. De Raad concludeerde dat appellant per 10 januari 2014 geschikt was voor zijn maatgevende arbeid, en dat de psychische klachten niet zodanig waren dat deze zijn geschiktheid voor werk in de weg stonden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.