ECLI:NL:CRVB:2015:4036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake Ziektewetuitkering en vergoeding kosten bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn Ziektewetuitkering. Appellant, die zich op 15 maart 2010 ziek had gemeld terwijl hij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving, werd op 14 november 2011 hersteld verklaard. Dit leidde tot de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering per 21 november 2011. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen deze beslissing ook ongegrond.
Tijdens de hoger beroepsprocedure heeft het Uwv op 19 februari 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard. Appellant werd per 21 november 2011 ongeschikt geacht voor zijn arbeid, waardoor zijn recht op Ziektewetuitkering bleef bestaan. Appellant verzocht om vergoeding van kosten in bezwaar, maar het Uwv had hier niet op beslist. De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte geen vergoeding had toegekend en besloot zelf in de zaak te voorzien. De Raad vernietigde het besluit van het Uwv voor zover het niet op het verzoek om vergoeding van kosten in bezwaar was beslist en veroordeelde het Uwv tot betaling van € 980,- aan appellant voor deze kosten.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.205,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2015, waarbij de aangevallen uitspraak werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 19 februari 2015 gegrond werd verklaard.