ECLI:NL:CRVB:2015:4016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
14-4197 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanspraak op AWBZ-zorg in relatie tot Zvw-behandeling voor psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die lijdt aan een chronische depressieve stoornis en een somatisatiestoornis, had een aanvraag ingediend bij het CIZ voor een indicatie voor de functie Begeleiding op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Deze aanvraag werd door het CIZ afgewezen, met als argument dat de behandeling die appellante ontving op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend was op de AWBZ-zorg. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de behandeling op basis van de Zvw niet voldoende zou zijn voor haar herstel en dat zij daarom recht heeft op AWBZ-zorg. De Raad heeft echter geoordeeld dat het CIZ terecht heeft gesteld dat de behandeling onder de Zvw voorligt op de AWBZ-zorg. De Raad heeft het medisch advies van het CIZ, dat de behandeling onder de Zvw adequaat is en dat begeleiding vanuit de Zvw noodzakelijk is voor het slagen van de behandeling, onderschreven. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch advies.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten was.

Uitspraak

14/4197 AWBZ
Datum uitspraak: 4 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
10 juli 2014, 14/500 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.G.J. Spiekker, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Appellante is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is onder meer bekend met een chronische depressieve stoornis en een somatisatiestoornis. Zij heeft zich hiervoor tot mei 2013 laten behandelen bij Dimence. Daarna heeft appellante zich onder behandeling gesteld bij SOCNED, afdeling Psy-M. Op
5 september 2013 heeft appellante op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) bij CIZ een aanvraag gedaan om een indicatie voor de functie Begeleiding.
1.2.
Bij besluit van 24 september 2013 heeft CIZ de aanvraag van appellante afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 13 februari 2014 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 24 september 2013 ongegrond verklaard. Hieraan heeft CIZ een medisch advies van D. van der Geest, medisch adviseur CIZ, van 5 februari 2014 (medisch advies) ten grondslag gelegd. Van der Geest heeft dossierstudie verricht en schriftelijk en telefonisch informatie ingewonnen bij drs. B.Th. Steynis, behandelend GZ-psycholoog bij
Psy-M. Van der Geest heeft vastgesteld dat appellante op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt behandeld voor haar stoornis bij Psy-M. De verwachting is dat de psychische klachten zullen afnemen door adequate behandeling. Appellante krijgt momenteel geen begeleiding als onderdeel van de behandeling. Dergelijke begeleiding door behandelaren is evenals behandeling op grond van de Zvw voorliggend op de inzet van AWBZ-zorg.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de behandeling op grond van de Zvw niet tot volledig herstel van haar klachten kan leiden, zodat zij is uitbehandeld en deze behandeling niet als voorliggend op AWBZ-zorg kan worden aangemerkt. Appellante heeft voorts verzocht om schadevergoeding.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De door de bestuursrechter te beoordelen periode in geval van een aanvraag om
AWBZ-zorg bestrijkt in beginsel de periode vanaf de datum van de aanvraag tot de datum van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de te beoordelen periode in dit geval loopt van
5 september 2013 tot 13 februari 2014.
4.2.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza), voor zover van belang, heeft de verzekerde, behoudens voor zover het zorg betreft die kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling of een zorgverzekering als bedoeld in de Zvw, aanspraak op begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het Bza.
4.3.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat CIZ zich op grond van het advies terecht op het standpunt heeft gesteld dat de behandeling die appellante voor haar klachten vanuit de Zvw kan krijgen voorliggend is op de aanspraak op AWBZ-zorg. Voor het oordeel dat het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen of onjuist is bestaat geen aanleiding. Uit de door appellante overgelegde brieven van drs. Steynis, van 8 oktober 2013 en 26 februari 2014 blijkt dat de behandeling bij Psy-M niet kan worden gericht op algeheel herstel, doch slechts op reductie van de symptomen en enige lastverlichting en dat de begeleiding, middels basispsychologe M. Kangus, onder supervisie van drs. Steynis, mogelijk aangevuld met de hulp van psychiater R. Zecher-Enahoro, zoals die bij Psy-M kan worden geboden, een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde tot werkelijke verbetering is. De rechtbank heeft daarom met juistheid vastgesteld dat afname van de psychische klachten door adequate behandeling op grond van de Zvw nog mogelijk is. Van der Geest heeft er in het medisch advies op gewezen dat begeleiding die noodzakelijk is om een behandeling op grond van de Zvw te laten slagen onder de Zvw valt. Uit de brieven van drs. Steynis kan niet worden afgeleid dat appellante naast de geachte behandeling en de daarbij noodzakelijke begeleiding vanuit de Zvw aangewezen is op aanvullende begeleiding op grond van de AWBZ. Uit de brieven volgt niet waarop de door drs. Steynis gewenste begeleiding voor appellante gericht dient te zijn en wat daarvan het doel is.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd, zodat het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) M.S.E.S. Umans

AP