ECLI:NL:CRVB:2015:3962

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
14-1313 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koppeling van functie ‘adviseur juridische zaken’ aan functietypering juridisch adviseur B versus A

In deze zaak gaat het om de koppeling van de functie van ‘adviseur juridische zaken’ aan de functietypering juridisch adviseur B (schaal 11). Appellant, die eerder werkzaam was bij de gemeente en na een fusie in dienst trad bij Waternet, betoogt dat zijn functie moet worden gekoppeld aan de hogere functietypering juridisch adviseur A (schaal 12). Het bestuur van Waternet heeft echter de functie van ‘adviseur juridische zaken’ kunnen koppelen aan de functietypering juridisch adviseur B. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de functiebeschrijving van de functie ‘adviseur juridische zaken’ in het functieboek afdeling Toezicht en Handhaving, hoewel nagenoeg gelijk aan die van juridisch adviseur A, niet de consequentie met zich meebrengt dat appellant recht heeft op de hogere functietypering. De Raad stelt vast dat de werkzaamheden van appellant operationeel van aard zijn en niet strategisch juridisch beleid omvatten, wat een belangrijke reden is voor de bevestiging van de koppeling aan functietypering B. De Raad heeft ook overwogen dat de gemaakte fout door het bestuur niet leidt tot een wijziging van de functiekoppeling. Wel wordt het griffierecht dat appellant in hoger beroep heeft betaald, vergoed. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2014, die het beroep ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.

Uitspraak

14/1313 AW
Datum uitspraak: 12 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 januari 2014, 13/829 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het bestuur van de stichting Waternet (bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens het bestuur heeft mr. G. Cuperus een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waar de zaak gevoegd is behandeld met de zaken 14/1275 en 14/1284, heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2015. Appellant is verschenen. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Cuperus, M. Wets en M.V. van Die.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst.
Het onderzoek is heropend na zitting.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was tot 1 januari 2011 werkzaam bij de gemeente [gemeente] in de functie van jurist nautische zaken. Per 1 januari 2011 is de [dienst] gefuseerd met Waternet en is appellant met ingang van die datum in dienst getreden bij Waternet in de functie van jurist handhaving met functietypering juridisch adviseur B, schaal 11, volgens het functieboek Waternet.
1.2.
In juni 2011 is het beleidsvoornemen bekend gemaakt om de afdeling handhaving te reorganiseren. Doel van de reorganisatie was onder meer het inrichten van een handhavingsorganisatie waarin de taken en werkwijzen van de betrokken fusieonderdelen volledig zijn geïntegreerd. De reorganisatie is beschreven in de Eindrapportage Reorganisatie afdeling Handhaving van 10 april 2012. De functiebeschrijvingen die zijn gekoppeld aan bepaalde functietyperingen, zijn opgenomen in het functieboek afdeling Toezicht en Handhaving van 17 april 2012. Beide documenten zijn met instemming van de ondernemingsraad vastgesteld door de directie.
2.1.
Nadat het bestuur een voornemen daartoe bekend had gemaakt en appellant zijn bedenkingen daartegen naar voren had gebracht, is appellant bij besluit van 31 augustus 2012 (plaatsingsbesluit) met ingang van 1 september 2012 geplaatst in de functie van ‘adviseur juridische zaken’ met de functietyperingsnaam juridisch adviseur B, schaal 11.
2.2.
Bij besluit van 9 januari 2013 (bestreden besluit) heeft het bestuur het bezwaar tegen het plaatsingsbesluit voor zover gericht tegen de waardering van de functie niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar voor zover gericht tegen de plaatsing in de functie van ‘adviseur juridische zaken’ met de functietypering juridisch adviseur B ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 6 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2652) is de rechterlijke toetsing bij de inpassing in een generieke functie terughoudend. Die toetsing is beperkt tot de vraag of de inpassing op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden inpassing niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat inpassing in een ander, hoger gewaardeerd functieprofiel op zichzelf verdedigbaar is.
4.2.
In geschil is de koppeling van de functie van ‘adviseur juridische zaken’ aan de functietypering juridisch adviseur B (schaal 11). Appellant betoogt dat die functie moet worden gekoppeld aan functietypering juridisch adviseur A (schaal 12). Hij wijst er in dit verband op dat de functiebeschrijving van de functie ‘adviseur juridische zaken’ die is opgenomen in het functieboek afdeling Toezicht en Handhaving nagenoeg gelijk is aan de functietypering juridisch adviseur A in het functieboek Waternet.
4.3.
Het betoog van appellant slaagt niet. Het bestuur heeft de functie van ‘adviseur juridische zaken’ waarop appellant is geplaatst kunnen koppelen aan de functietypering juridisch adviseur B. Dat de in het functieboek afdeling Toezicht en Handhaving opgenomen functiebeschrijving van de functie ‘adviseur juridische zaken’ met functietypering juridisch adviseur B, nagenoeg gelijk is aan de functietypering van juridisch adviseur A in het functieboek Waternet dient te worden aangemerkt als een fout maar het bestuur hoefde aan die fout niet de consequentie te verbinden om op de functie ‘adviseur juridische zaken’ de functietypering juridisch adviseur A van toepassing te verklaren. Het bestuur heeft ter zitting van de Raad overtuigend uiteengezet dat die functie niet inhoudt dat degene die daarop is geplaatst zich bezig houdt met strategisch juridisch beleid, maar dat hij werkzaamheden verricht die in hoofdzaak operationeel van aard zijn. Met het strategisch juridisch beleid houden zich twee juristen bezig met een functie waaraan de functietypering juridisch adviseur A is gekoppeld. Ook de door appellant ter zitting van de Raad gegeven voorbeelden wijzen erop dat hem in de functie ‘adviseur juridische zaken’ werkzaamheden van in hoofdzaak operationele aard worden opgedragen. Gezien de vrijheid die het bestuur toekomt om de organisatie naar eigen inzicht in te richten, valt niet in te zien dat de functie van ‘adviseur juridische zaken’ niet mocht worden gekoppeld aan de functietypering juridisch adviseur B.
4.4.
Uit het onder 4.1 tot en met 4.3 overwogene volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet in wat in overweging 4.3 is overwogen over de door het bestuur gemaakte fout aanleiding om te bepalen dat het bestuur aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2015.
(getekend) J.J.A. Kooijman
De griffier is buiten staat te ondertekenen

HD