ECLI:NL:CRVB:2015:3905

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
13-6952 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening WAO-uitkering na bedrijfsongeval en beoordeling van toegenomen beperkingen

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te heropenen. Appellant, die op 6 juni 2001 door een bedrijfsongeval uitviel als vrachtwagenchauffeur, ontving vanaf 24 mei 2002 een WAO-uitkering. Deze uitkering werd echter op 8 december 2006 ingetrokken omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Op 19 maart 2012 verzocht appellant om herziening van zijn uitkering, maar het Uwv concludeerde na onderzoek door een verzekeringsarts dat er geen toegenomen beperkingen waren door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling. Het Uwv weigerde daarom de heropening van de uitkering.

Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was. Hij verwees naar een auto-ongeval op 13 november 2011 en overhandigde aanvullende medische informatie ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de datum van toegenomen beperkingen, 19 maart 2012, buiten de termijn van vijf jaar na de laatste WAO-beoordeling viel. De door appellant overgelegde stukken bevatten geen nieuwe medische informatie die een andere conclusie rechtvaardigde.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 november 2015.

Uitspraak

13/6952 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
21 november 2013, 12/1260 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. Smit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Smit heeft aanvullende gronden en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Appellant is verschenen bij gemachtigde, mr. Smit. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is op 6 juni 2001 door een bedrijfsongeval uitgevallen voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur. Aan appellant is met ingang van 24 mei 2002 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 8 december 2006 is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 9 februari 2007 ingetrokken omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
1.2.
Bij brief van 19 maart 2012 heeft appellant verzocht om herziening van de
WAO-uitkering. Naar aanleiding van dit verzoek is appellant op 23 april 2012 op het spreekuur door een verzekeringsarts onderzocht. Deze verzekeringsarts is op grond van zijn bevindingen uit eigen onderzoek, kennisname van het dossier en informatie van de huisarts in zijn rapport van 8 juni 2012 tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere schatting. Hij acht appellant onveranderd belastbaar conform de laatste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 januari 2006. Voor de (nieuwe) heupklachten is appellant niet verzekerd. Dienovereenkomstig heeft het Uwv bij besluit van 13 juni 2012 aan appellant niet opnieuw een WAO-uitkering toegekend.
1.3.
Bij besluit van 20 november 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 juni 2012 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport ten grondslag van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, gedateerd
12 oktober 2012 en 19 november 2012, waarin is geconcludeerd dat per datum aanvraag
(19 maart 2012) sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak, maar dat die datum ligt buiten de termijn van vijf jaar na intrekking van de WAO-uitkering per 9 februari 2007. Dit betekent dat artikel 43a van de WAO niet van toepassing wordt geacht en geen WAO-uitkering kan worden toegekend.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een toename van arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak per 14 november 2011, althans per een datum vóór 9 februari 2012. Hij heeft daarbij gewezen op het auto-ongeval dat hem op 13 november 2011 is overkomen. In verband met de gevolgen van dit ongeval heeft hij op 14 november 2011 zijn huisarts bezocht. Ter nadere motivering van zijn standpunt heeft appellant nog de volgende informatie overgelegd: een brief van ASR Schadeverzekering N.V. van 5 juni 2012 met bijgevoegde vaststellingovereenkomst, een behandelverslag osteopathie van 26 juli 2012, een brief van Praktijk Marsman, gedateerd
11 februari 2015, een specialistenbericht van psychiater R.R. Ploeger van 28 juni 2012 en verwijzingsbrieven van de huisarts naar de GGZ van 30 juni 2014 en 13 april 2015.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Uitsluitend in geschil is de vraag of de ingangsdatum van de toegenomen beperkingen van appellant is gelegen binnen de termijn van vijf jaar na de laatste WAO-beoordeling, als bedoeld in artikel 43a van de WAO.
4.2.
Appellant is van mening dat de in 4.1 genoemde vraag bevestigend moet worden beantwoord. Wat appellant daartoe in hoger beroep heeft gesteld is in essentie een herhaling van de door hem in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd verworpen en heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de datum van 19 maart 2012 heeft aangenomen als de dag waarop de beperkingen van appellant zijn toegenomen. De Raad onderschrijft dit oordeel. De door appellant in hoger beroep overgelegde stukken bevatten geen nieuwe medische informatie waaruit blijkt van een geobjectiveerde toename van zijn beperkingen in november 2011, zodat daarin geen aanleiding kan worden gevonden voor een andersluidend oordeel.
4.3.
Uit wat in 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en J.J.T. van den Corput en
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015.
(getekend) M. Greebe
(getekend) I. Mehagnoul

UM