Uitspraak
mr. J.H. Buijn.
OVERWEGINGEN
13 februari 2013. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van
1 augustus 2013 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 augustus 2013.
17 juli 2014 niet in te gaan op het realiseren van 65% van de loonwaarde, wordt onderschreven. Uit het proces-verbaal van de zitting is niet gebleken dat de rechtbank op de per 4 september 2012 gerealiseerde loonwaarde expliciet is ingegaan. Weliswaar behoort het tot de taak van de rechter om zich een eigen oordeel te vormen en naar eigen inzicht dienaangaande te beslissen, zij behoort daartoe niet over te gaan zonder partijen in enig stadium van de procedure in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken. Appellante heeft zich met de aangevallen uitspraak dan ook terecht overvallen gevoeld.
4 september 2012. Blijkens het rapport van de arbeidsdeskundige van 5 maart 2013, dat is onderschreven door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 1 augustus 2013, moet ervan worden uitgegaan dat 21 december 2012 geldt als beoordelingsdatum. In het arbeidskundig rapport van 1 augustus 2013 is deze datum als ijkmoment benoemd. Appellante noch werkgever heeft deze datum betwist. Van de juistheid van deze datum moet dus worden uitgegaan. Ter beantwoording is dus de vraag of bij opheffing van de administratieve loonsanctie op 21 december 2012 een voldoende re-integratieresultaat was bereikt, zodat voor een voortduren van de loonsanctie als zogenoemde inhoudelijke loonsanctie geen grond was.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van 1 augustus 2013 in stand zijn gelaten;
- herroept het besluit van 20 maart 2013;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van
- bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht in hoger beroep van € 122,- vergoedt.
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015.