ECLI:NL:CRVB:2015:3882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- H. van Leeuwen
- H. Koper
- Rechtspraak.nl
Herziening van de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding van een vordering door het Uwv op basis van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een verzoek van appellante om kwijtschelding van een resterende vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv dat haar verzoek om kwijtschelding afwees. De Raad oordeelde dat de bijzondere omstandigheden, waaronder de vergevorderde leeftijd van appellante en de lage maandlasten, in combinatie met de hoogte van de resterende vordering, maken dat de gevolgen voor appellante niet in verhouding staan tot de doelen van de Beleidsregel terug- en invordering. De Raad concludeerde dat het Uwv in strijd heeft gehandeld met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht door geen gebruik te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid. De Raad heeft het besluit van het Uwv herroepen en de resterende vordering volledig kwijtgescholden. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.205,- bedragen.