ECLI:NL:CRVB:2015:3850

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
5 november 2015
Zaaknummer
14/4373 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functietypering en verantwoordelijkheden van politieambtenaren

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3850, wordt de functietypering van appellanten, die werkzaam zijn als politieambtenaren, beoordeeld. De zaak betreft hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2014. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. G.M. Terlingen, hebben bezwaar gemaakt tegen de functietypering die hen door de korpschef van politie is opgelegd. De korpschef, vertegenwoordigd door mr. M. Burghout, heeft in zijn verweerschrift en incidenteel hoger beroep gesteld dat de functietypering van Coördinator 6 Buitengewoon Opsporingsambtenaar A, schaal 6, in overeenstemming is met de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de appellanten.

De Raad heeft vastgesteld dat de feitelijke verantwoordelijkheden van de appellanten voldoende blijken uit de functietypering, ook al wordt de term 'Chef van Dienst' niet expliciet genoemd. De Raad oordeelt dat de functietypering de verantwoordelijkheden voor werkverdeling, voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden adequaat weergeeft. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de functietypering in voldoende mate de verantwoordelijkheden van de appellanten voor de specifieke taken van de Chef van Dienst weerspiegelt.

De Raad heeft de hoger beroepen van de appellanten verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De korpschef heeft incidentele hoger beroepen ingesteld, maar deze zijn ingetrokken na vaststelling dat er geen sprake was van een verschrijving in de eerdere uitspraak. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/4373 AW, 14/4376 AW t/m 14/4379 AW, 14/6366 AW t/m 14/6370 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
20 juni 2014, 13/5897 t/m 13/5901 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant 1] te [woonplaats 1]
[Appellant 2] te [woonplaats 2]
[Appellant 3] te [woonplaats 3]
[Appellant 4] te [woonplaats 4]
[Appellant 5] te [woonplaats 4] (appellanten)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellanten heeft mr. G.M. Terlingen, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. M. Burghout verweerschriften ingediend en (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroepen ingesteld.
Mr. Terlingen heeft hierop zijn zienswijze gegeven en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2015. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Terlingen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.G.J. Breuer en mr. G.A. Cuperus.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij zijn uitspraak van 18 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1059, heeft de Raad uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2011, 11/323, 11/325 t/m 11/328. Daarbij heeft de Raad de korpschef opdracht gegeven om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellanten tegen hun functietypering.
1.2.
Bij zijn nieuwe beslissingen op bezwaar van 21 augustus 2013 (bestreden besluiten) heeft de korpschef, in plaats van de aanvankelijk van toepassing verklaarde functietypering van Technisch Medewerker C Buitengewoon Opsporingsambtenaar, schaal 6, thans de functietypering van Coördinator 6 Buitengewoon Opsporingsambtenaar A, schaal 6 (functietypering) op appellanten van toepassing verklaard. Hiermee is volgens de korpschef, conform artikel 5 van de Regeling functieonderhoud politie, de functie met de werkzaamheden in overeenstemming gebracht, in het bijzonder wat betreft de specifieke taken in de rol van Chef van Dienst.
1.3.
Ter toelichting heeft de korpschef erop gewezen dat de coördinerende werkzaamheden zoals genoemd in de taakomschrijving terugkomen in de functietypering bij het hoofdbestanddeel Operationele aansturing:
- verdeelt het werk, plant, coördineert en bewaakt de voortgang van de werkzaamheden;
- stimuleert en motiveert de medewerkers;
- bewaakt de kwaliteit en omvang van de prestaties;
- treedt op als informant bij functionerings- en beoordelingsgesprekken.
Het zorgdragen voor de dagelijkse ad hoc verlof- en dienstplanning komt ook terug onder Operationele aansturing:
- verdeelt het werk, plant, coördineert en bewaakt de voortgang van de werkzaamheden.
De informerende en adviserende taken op het vakgebied komen terug onder het hoofdbestanddeel Kennisoverdracht:
- draagt op basis van eigen kennis en ervaring kennis over aan nieuwe medewerkers bij het team betreffende de operationele uitvoering van het werk;
- treedt op als vraagbaak betreffende een specifiek onderdeel van het taakgebied.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de feitelijke verantwoordelijkheid voor de gevoerde taken thans voldoende blijkt uit de functietypering en dat de kern van de functie, namelijk het zijn van Chef van Dienst, hierin wel tot uitdrukking komt. Dat de term Chef van Dienst feitelijk niet wordt genoemd doet aan deze conclusie niet af. Uit de functietypering blijkt voldoende dat appellanten ook de verantwoordelijkheid hebben voor de werkverdeling, voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden en hierop aangesproken kunnen worden.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De Raad deelt het oordeel van de rechtbank dat de functietypering thans in voldoende mate uitdrukking geeft aan de verantwoordelijkheid van appellanten voor de specifieke taken van de Chef van Dienst, ook al wordt deze term zelf daarin niet genoemd.
3.1.1.
Wat betreft het beroep dat appellanten hebben gedaan op het korpsleidingbesluit 3030 van 30 september 2003, waaruit zou zijn af te leiden dat voor de functie Chef van Dienst schaal 9 of 10 zou hebben te gelden en dat de gebruikte functietypering dus te licht zou zijn, deelt de Raad de conclusie van de rechtbank dat het hier een document betreft dat geen betrekking heeft op de functie van Chef van Dienst van de afdeling Transport, die appellanten bekleden, maar op de geheel andere functie van Chef van Dienst van een wijkteam nieuwe stijl. Het document biedt dus geen steun aan het standpunt van appellanten, nog daargelaten dat de waardering van de functie geen onderdeel uitmaakt van deze gedingen tussen partijen, die slechts op de functietypering betrekking hebben.
3.1.2.
De beroepsgrond van appellanten dat hun taken betreffende zogenoemde noodhulp onvoldoende tot uitdrukking komen in de functietypering, kan de Raad niet volgen. Met de korpschef is de Raad van oordeel dat deze taken - in aanmerking genomen de abstracte beschrijving die nu eenmaal eigen is aan een organieke functietypering, waarin niet elke taak apart wordt benoemd - in voldoende mate in de functietypering tot uitdrukking komen onder de taakaanduidingen:
- voert zelfstandig een specifiek taakonderdeel van de algemene politiezorg uit. Te denken
valt aan het ondersteunen bij projecten, acties en evenementen.
- treft eerste maatregelen bij heterdaad, ongevallen, crisissen en dergelijke.
- verricht diverse ondersteunende werkzaamheden. Te denken valt aan chauffeurswerkzaamheden.
3.1.3.
Naar aanleiding van de stelling van appellanten dat de korpschef op hen de functietyperingen van Operationeel Expert GGP of Senior GGP had moeten toepassen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat deze typeringen pas actueel worden na implementatie van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie, en dus bij dit functieonderhoud niet konden worden toegepast.
3.2.
Uit het onder 3.1 tot en met 3.1.3 overwogene volgt dat de hoger beroepen van appellanten niet slagen.
3.3.
De korpschef heeft incidentele hoger beroepen ingesteld vanwege een zin in een rechtsoverweging van de rechtbank, die naar zijn opvatting een verschrijving inhield. Ter zitting is gebleken dat geen sprake was van een verschrijving, maar van een mededeling die niet op appellanten betrekking had. Daarom heeft de gemachtigde van de korpschef de incidentele hoger beroepen ingetrokken, zodat deze geen bespreking meer behoeven.
4. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.J.A. Kooijman en R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2015.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) J.L. Meijer

HD