In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden. De bezwaarverzekeringsarts had vastgesteld dat de klachten van appellante al bekend waren bij de eerste beoordeling en dat de nieuwe diagnose van een internist-nefroloog niet als nieuw feit kon worden aangemerkt. De rechtbank had eerder het standpunt van het Uwv onderschreven dat de aanvraag van appellante niet voldeed aan de eisen van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een ander besluit rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook in stand gehouden.