In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante, die zich had ziek gemeld vanwege spanningsklachten. Appellante, geboren in 1991, had eerder een Ziektewetuitkering ontvangen, maar deze werd beëindigd door het Uwv. De aanvraag voor de Wajong-uitkering werd afgewezen na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De rechtbank Breda verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 12 november 2014 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen functionele beperkingen waren vastgesteld die recht gaven op een Wajong-uitkering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat appellante niet in aanmerking kwam voor de uitkering omdat er geen medische gronden waren die haar geschiktheid voor arbeid in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat appellante voldoende functionele mogelijkheden had om haar werk als koerier te verrichten, ondanks haar spanningsklachten. De uitspraak werd gedaan op 24 december 2014, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.