ECLI:NL:CRVB:2015:3785

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
14/1695 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van WIA-uitkering op basis van niet-relevante psychiater rapportage

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.E. Eshuis, heeft verzocht om herziening van de uitspraak van 7 maart 2014, waarin het Uwv werd bekrachtigd in zijn besluit dat verzoeker geen recht had op een WIA-uitkering. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het rapport van psychiater R.V. Schwarz, dat op 14 maart 2014 is uitgebracht, niet relevant is voor de beoordeling van de belastbaarheid van verzoeker op de datum in geding, 10 december 2010. De Raad concludeert dat de psychiater zijn mening niet heeft onderbouwd met relevante onderzoeksgegevens, waardoor het rapport niet kan worden aangemerkt als nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft de eerdere uitspraak bevestigd en het verzoek om herziening afgewezen, zonder veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/1695 WIA, 14/1697 WIA
Datum uitspraak: 30 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 maart 2014, 12/3619 WIA, 12/3620 WIA
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft J.E. Eshuis, gemachtigde, verzocht om herziening van de uitspraak van 7 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:864.
Het Uwv heeft een reactie ingezonden.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2015. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 20 april 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor verzoeker met ingang van 10 december 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het tegen dit besluit door appellant gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit op bezwaar van 10 november 2011. Bij uitspraak van 12 juni 2012 (11/3838 en 11/3850) heeft de rechtbank Utrecht het beroep van verzoeker tegen het besluit van 10 november 2011 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven.
1.2.
Bij voormelde uitspraak van 7 maart 2014 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Utrecht, voor zover aangevochten, bevestigd. Daartoe heeft de Raad onder meer overwogen dat de belastbaarheid van verzoeker op de datum in geding, 10 december 2010, niet is onderschat in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 5 april 2011, dat de medische grondslag van het besluit van 10 november 2011 juist is en dat de vraag of de belastbaarheid van appellant na 10 december 2010 wellicht is afgenomen in het kader van dit hoger beroep niet aan de orde is.
2. In het verzoek om herziening stelt verzoeker dat de psychiater R.V. Schwarz in zijn expertiserapport van 14 maart 2014 te kennen heeft gegeven dat de functionele mogelijkheden van verzoeker op 5 april 2011 naar zijn mening ernstig zijn overschat. Indien de Raad vóór de uitspraak van 7 maart 2014 kennis had kunnen nemen van deze expertise, had de Raad tot een andere uitspraak dienen te komen.
3. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4. Het rapport van psychiater Schwarz is uitgebracht op verzoek van de rechtbank
Midden-Nederland in een procedure waarin de vraag aan de orde is of op 25 juni 2012 sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid die moet leiden tot toekenning van een
WIA-uitkering aan verzoeker met ingang van die datum. De vraagstelling van de rechtbank is op die datum gericht. Uit het rapport blijkt verder niet op welke onderzoeksgegevens Schwarz zijn mening baseert dat de functionele mogelijkheden van verzoeker op 5 april 2011 ernstig zijn overschat. Om deze redenen is het rapport van psychiater Schwarz niet relevant voor de beoordeling van de belastbaarheid van verzoeker op 10 december 2010, de datum in geding in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Raad van 7 maart 2014. Gelet hierop is het rapport geen nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 8:119 van de Awb.
5. Het verzoek om herziening slaagt niet en moet worden afgewezen. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en E. Dijt en P. Vrolijk als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2015.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) I. Mehagnoul

AP