ECLI:NL:CRVB:2015:3746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van arbeidsondersteuning op basis van de Wet Wajong en de voorwaarden voor het recht op ondersteuning
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de arbeidsondersteuning van appellant, die als bezwaarjurist werkzaam was. Appellant had een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) vanwege zijn beperking. Het Uwv beëindigde de arbeidsondersteuning en de Wajong-uitkering omdat appellant gedurende een jaar meer dan 100% van het wettelijk minimumloon had verdiend. Appellant was van mening dat hij recht had op een jobcoach en dat zijn functie niet als reguliere arbeid kon worden beschouwd, omdat hij was aangesteld via een bijzondere regeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsondersteuning terecht was, omdat appellant voldeed aan de voorwaarden van de Wet Wajong. De Raad stelde vast dat appellant zijn functie naar behoren vervulde en dat er geen noodzaak was voor extra ondersteuning in de vorm van een jobcoach. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de beëindiging van de arbeidsondersteuning gebaseerd was op een dwingendrechtelijke bepaling en dat er geen ruimte was voor een belangenafweging. De uitspraak werd gedaan op 14 oktober 2015.