ECLI:NL:CRVB:2015:3663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellante, die sinds 1 augustus 2006 bijstand ontving. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking was een anonieme tip dat appellante samenwoonde met een andere persoon, J, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche. Dit onderzoek concludeerde dat appellante en J in de periode van 1 januari 2008 tot en met 27 september 2012 een gezamenlijke huishouding voerden, wat appellante niet had gemeld. De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Groningen terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten van bijstand heeft teruggevorderd, maar dat er onvoldoende bewijs is voor de intrekking van de bijstand over de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 oktober 2008. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond voor deze periode. Het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen over de terugvordering van de bijstandskosten voor de periode waarin appellante en J een gezamenlijke huishouding voerden. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal op € 1.470,- worden begroot.