ECLI:NL:CRVB:2015:3577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaarde en het bestreden besluit van het Uwv vernietigde. Appellant, die sinds 2005 arbeidsongeschikt is door een burn-out en werkgerelateerde spanningsklachten, heeft in 2009 opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 18 juli 2007 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, maar heeft later, na bezwaar, vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering met een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,4%. In een later besluit is deze mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 55 tot 65%. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de vastgestelde beperkingen juist zijn. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant niet in een nadeliger positie is gekomen door het instellen van beroep. De Raad concludeert dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties voor appellant geschikt zijn, ondanks de gesignaleerde overschrijdingen van de belastbaarheid. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.