ECLI:NL:CRVB:2013:CA0519

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-4673 WAO-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over herziening WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de herziening van de WAO-uitkering van appellante besproken. Appellante was het niet eens met de beslissing van het Uwv, dat haar arbeidsongeschiktheid per 24 maart 2010 was vastgesteld op 35 tot 45%, en dat haar uitkering dienovereenkomstig werd verlaagd. In bezwaar werd deze beslissing herzien, en de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 55 tot 65%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, waarop appellante in hoger beroep ging.

De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en dat de medische grondslag deugdelijk is. Appellante heeft echter geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de juistheid van het oordeel van de rechtbank in twijfel trekken. De Raad concludeert dat de bezwaararbeidsdeskundige de functies telefonist en verkoper niet adequaat heeft beoordeeld. De Raad stelt vast dat er sprake is van een te ver gaande relativering van de belasting van deze functies, en dat de geselecteerde functies niet aan de schatting ten grondslag gelegd kunnen worden. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit een onvoldoende arbeidskundige grondslag heeft.

De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 27 september 2010 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 mei 2013, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

12/4673 WAO-T
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 11 juli 2012, 10/1752 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft I.T. Martens hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2013. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R. Spanjer.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 24 maart 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 24 maart 2010 niet langer 80 tot 100% bedraagt, maar wordt vastgesteld op 35 tot 45% en dat haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) dienovereenkomstig wordt verlaagd. Bij beslissing op bezwaar van 27 september 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 maart 2010 gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 24 maart 2010 vastgesteld op 55 tot 65%. Het bestreden besluit berust op verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige onderzoeken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante gelijke gronden aangevoerd als zij in eerste aanleg heeft gedaan. Zij strekken alle ten betoge dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Volgens appellante had de rechtbank dit besluit moeten vernietigen omdat het Uwv de beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid heeft onderschat. Tevens heeft appellante benadrukt dat de geselecteerde voorbeeldfuncties voor haar niet geschikt zijn. Zij heeft gesteld dat de belasting in de geduide functies haar belastbaarheid overschrijdt.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. Appellante heeft in hoger beroep wederom gewezen op bij haar bestaande klachten. Zij meent dat haar beperkingen zijn onderschat. Hierbij heeft zij er op gewezen dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid bij besluit van 27 januari 2011 per 12 januari 2011 is vastgesteld op 80 tot 100%.
4.1.2. Appellante heeft geen medische gegevens in geding gebracht die twijfel rechtvaardigen aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit. In het bijzonder is er geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts met betrekking tot de bij haar aanwezige beperkingen. Appellante heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat er enige grond is te oordelen dat zij op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, op de datum in geding meer beperkingen heeft dan ten aanzien van haar zijn neergelegd in de functionele mogelijkhedenlijst.
4.2.1. Met betrekking tot het arbeidskundig aspect van dit besluit merkt de Raad op, dat de bezwaararbeidsdeskundige blijkens het rapport van 24 september 2010 tot de conclusie is gekomen dat voor appellante de functies telefonist (315020), bezorger pakketten (111230) en verkoper (317014) resteren. Ten aanzien van de functie telefonist, waarbij deadlines en productiepieken bij winterse kou zich voordoen heeft appellante erop gewezen dat haar belastbaarheid wordt overschreden omdat de bezwaararbeidsdeskundige ten onrechte gesteld heeft dat er in de regel geen sprake is van extreme kou in Nederland. Ten aanzien van de functie van verkoper heeft appellante gesteld dat op het punt van tillen haar belastbaarheid wordt overschreden omdat bij tillen of dragen voor haar de beperking is opgenomen tot 10 kg, terwijl volgens het “resultaat functiebeoordeling” in de functie van verkoper geldt dat bij aankomst van nieuwe voorraad ongeveer twee keer per week van 15 kilo getild moet worden. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in het rapport van 24 september 2010 daarover vermeld dat een bezwaarverzekeringsarts van mening is dat appellante gezien de lage frequentie in staat kan worden geacht bij een dergelijke aankomst 15 kilo te tillen. Overigens is het, volgens de bezwaararbeidsdeskundige, gezien de frequentie ook niet onmogelijk om de aangeleverde artikelen gedeeltelijk uit de doos te halen of uit te pakken opdat het gewicht wordt verminderd.
4.2.2. Er is sprake van een te ver gaande relativering van de belasting van de functies telefoniste en verkoper. Met betrekking tot beide functies kan niet volgehouden worden dat het gaat om een incidentele overschrijding van de belastbaarheid. Bij de functie van telefonist is onduidelijk wat de bezwaararbeidsdeskundige onder extreme koude heeft verstaan. In een Nederlandse winter zullen er meerdere weken voorkomen waarbij sprake zal zijn van dagelijks pieken in de telefonische storingsmeldingen. Bij de functie verkoper moet het door het Uwv gestelde, over het uitpakken van de aangeleverde goederen om te voorkomen dat meer dan 10 kg wordt getild, niet als een realistische motivering door de bezwaararbeidsdeskundige worden beschouwd. Deze door de bezwaararbeidsdeskundige gegeven motivering is dus niet toereikend. De functies telefoniste en verkoper als thans geselecteerd kunnen niet aan de schatting ten grondslag gelegd worden. Dit betekent dat aan de schatting minder dan drie functies ten grondslag liggen, waardoor het bestreden besluit een voldoende arbeidskundige grondslag ontbeert.
4.3. Nu de Raad tot het oordeel is gekomen dat de medische grondslag wel deugdelijk is en dat een van de drie geselecteerde functies geschikt is te achten voor appellante, is de omvang van het geschil tussen partijen dat thans nog resteert beperkt. Met het oog op finale beslechting van het geschil is het aangewezen dat het Uwv in de gelegenheid wordt gesteld het gebrek in de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit te helen. Daartoe dient het Uwv het bestreden besluit nader te onderbouwen dan wel een nader besluit te nemen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 27 september 2010 te herstellen met inachtneming van hetgeen onder 4.2.1 en 4.2.2 in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en E.J. Govaers en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas
QH