1.8.Bij besluit van 23 januari 2014 (bestreden besluit 2) heeft de korpschef het verzoek om doorstroming afgewezen op de grond dat appellante niet beschikt over een recente beoordeling boven de norm en evenmin over een positief advies over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior [functie A].
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard en het rechtstreeks beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.1.Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 27 augustus 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7050) is de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt tot de beantwoording van de vraag of gezegd moet worden dat die beoordeling op onvoldoende gronden berust. 3.1.2.Bij negatieve oordelen moet het betrokken bestuursorgaan met concrete feiten onderbouwen dat dat oordeel niet op onvoldoende gronden berust. In dit geval is geen sprake van negatieve oordelen, maar is het functioneren van appellante als voldoende, en dus positief, beoordeeld. Als een ambtenaar positieve scores betwist omdat hij meent dat die scores (nog) hoger moeten zijn, dan ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat die scores op onvoldoende gronden berusten. Dat de in dit geval voorliggende beoordeling niet goed genoeg is voor doorstroming van appellante naar de functie van senior [functie A], levert geen grond op om de bewijslast ook in dit geval bij de korpschef te leggen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Raad van 30 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2547. 3.1.3.De korpschef heeft onder de huidige functie van appellante tevens het toebedeelde taakaccent kunnen verstaan en heeft haar daarom, naast de competenties behorende bij een generalist [functie A], op drie extra competenties kunnen beoordelen. Van strijd met de circulaire, zoals appellante aanvoert, is geen sprake. Appellantes beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, reeds omdat gezien de extra competenties van generalisten met een taakaccent geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
3.1.4.Anders dan appellante meent, kon het opzetten van kleinschalige projecten wel van haar worden verwacht. Dat dit niet expliciet uit de in het competentieprofiel gegeven beschrijving van de functie blijkt doet daar niet aan af. Een generalist met een taakaccent heeft meer mogelijkheden zich binnen het specifieke taakveld te ontwikkelen en zo de kans daarmee hoger te scoren. Nu appellante dit niet genoeg heeft laten zien berust de score ‘voldoende’ op de competenties waarbij het opzetten van projecten van belang is in zoverre niet op onvoldoende gronden.
3.1.5.Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij hoger had dienen te scoren op de met een voldoende beoordeelde competenties. Niet valt in te zien dat appellante, zoals zij heeft gesteld, door het ontbreken van toelichtingen op de toegekende scores in bewijsnood is komen te verkeren. Haar functioneren voldoet aan de eisen van haar functie. Om aannemelijk te maken dat een nog positiever oordeel op zijn plaats was geweest, was het aangewezen geweest dat appellante, zo mogelijk aan de hand van voorbeelden, had laten zien dat haar functioneren boven die eisen uit is gestegen. Vastgesteld moet worden dat appellante dat achterwege heeft gelaten. De beoordeling kan dus de toets als omschreven onder 3.1.1 doorstaan.
De afwijzing van het verzoek om doorstroming
3.2.1.Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 24 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3225) is de Raad van oordeel dat de korpschef met de onder 1.4 vermelde wijze van beoordeling van de verwachte geschiktheid binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. Het betoog van appellante dat de korpschef een onjuiste invulling geeft aan het begrip verwachte geschiktheid slaagt dus niet. 3.2.2.Anders dan appellante meent, volgt haar verwachte geschiktheid niet uit de geschiktheidsverklaringen van haar leidinggevende voor de functies Coördinator Politiële Jeugdtaak en Huiselijk Geweld (schaal 8) en Wijk-Jeugdcoördinator, cluster Noordoost (schaal 8), beide specialistische functies die in het verlengde van appellantes taakaccent liggen. Het betreft hier geen geschiktheidsverklaringen voor de functie van senior [functie A], maar verklaringen dat een sollicitatie naar voornoemde functies door de leidinggevende wordt ondersteund. Ter zitting is gebleken dat appellante naar deze functies heeft gesolliciteerd, maar niet voor een sollicitatiegesprek is uitgenodigd.
3.2.3.Evenmin volgt de verwachte geschiktheid uit haar werkzaamheden die zij als Senior van Dienst heeft verricht, zoals appellante heeft aangevoerd. De korpschef heeft ter zitting verklaard dat appellante in de gelegenheid is gesteld om twaalf keer te worden ingedeeld als Senior van Dienst om bepaalde competenties te ontwikkelen, maar dat daarbij het coördineren en het aansturen van collega’s niet tot haar werkzaamheden als Senior van Dienst behoorden.
3.2.4.Nu appellante niet beschikt over een recente beoordeling boven de norm en evenmin over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior [functie A] voldoet zij niet aan twee van de voorwaarden om voor doorstroming in aanmerking te komen. Daarom heeft de korpschef het verzoek om doorstroming terecht afgewezen.
4. Uit 3.1.1 tot en met 3.2.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.