ECLI:NL:CRVB:2015:3516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak heeft appellant op 25 januari 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht in een civiele procedure tegen [NV] over een koopsomlijfrenteverzekering. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland heeft deze aanvraag op 26 maart 2013 afgewezen, en dit besluit werd later op 30 juli 2013 in het bestreden besluit bevestigd. De reden voor de afwijzing was dat appellant geen gebruik had gemaakt van een voorliggende voorziening en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er geen toereikende voorliggende voorziening was, omdat hij geen advocaat kon vinden die bereid was zijn zaak op basis van een toevoeging te behandelen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant van de voorliggende voorziening geen gebruik heeft gemaakt en dat zijn argumenten onvoldoende onderbouwd waren. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand op goede gronden is gedaan, zowel voor de advocaatkosten als voor het griffierecht.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van de WWB, waardoor het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2015.