ECLI:NL:CRVB:2015:3447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.A. Kooijman
- W.J.A.M. van Brussel
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-verlenging van een tijdelijk dienstverband van een leraar zonder wettelijke lesbevoegdheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-verlenging van het tijdelijke dienstverband van appellant, een leraar zonder wettelijke lesbevoegdheid. Appellant was sinds 5 september 2005 werkzaam bij het [college Z.] en had van 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2013 tijdelijke aanstellingen gehad, die telkens werden verlengd. Het bestuur van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Amstelveen heeft op 25 april 2013 besloten dat de tijdelijke aanstelling van appellant van rechtswege eindigde en niet werd verlengd, omdat er geen formatieruimte was door een urentekort. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het bestuur onzorgvuldig heeft gehandeld door hem niet tijdig te informeren over de gevolgen van het niet overnemen van alle uren voor het vak handenarbeid. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant op de hoogte was van de reële kans dat er geen formatieruimte voor hem zou zijn in het komende schooljaar. De Raad heeft vastgesteld dat het bestuur appellant had willen informeren, maar dat dit via een collega is gebeurd. Deze gang van zaken is niet als onzorgvuldig beoordeeld, en de Raad concludeert dat het bestuur niet gehouden was het tijdelijke dienstverband van appellant te verlengen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen grondslag is voor een vertrekregeling in de CAO VO 2011/2012. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel het bestuur als de appellant in het kader van tijdelijke aanstellingen en de communicatie daarover.