Uitspraak
.Appellante is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv. Appellante, die in het verleden behandeld is voor een mammacarcinoom en chemotherapie heeft ondergaan, heeft in 2010 haar werkzaamheden gestaakt vanwege vermoeidheidsklachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 1 maart 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Na bezwaar heeft het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast, maar bleef bij de conclusie dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden herhaald en betoogd dat haar vermoeidheid na de chemotherapie niet voldoende is erkend, en dat zij meer beperkingen zou moeten hebben in de FML. De Raad heeft echter geoordeeld dat, hoewel er een causale relatie bestaat tussen de vermoeidheidsklachten en de chemotherapie, de medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een verdere beperking in de FML. De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige onderschreven, die stelden dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellante. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.