ECLI:NL:CRVB:2015:3325

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
14/4624 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van WAO-uitkering op basis van nieuwe feiten

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 30 juli 2014, waarin haar aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 september 2015 uitspraak gedaan op dit verzoek. Verzoekster stelde dat zij in december 2013 en opnieuw in juli 2014 behandeld was voor kaakgewrichtsklachten, en dat deze nieuwe medische informatie niet bekend was ten tijde van de eerdere uitspraak. De Raad heeft echter geoordeeld dat de overgelegde stukken geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die relevant zijn voor de herziening van de eerdere uitspraak. De Raad heeft bevestigd dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er daadwerkelijk nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beslissing zouden kunnen beïnvloeden. De Raad heeft geconcludeerd dat de klachten van verzoekster niet nieuw zijn en dat het verzoek om herziening daarom wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2015.

Uitspraak

14/4624 WAO
Datum uitspraak: 30 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 juli 2014, 12/6896 WAO
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft gevraagd om herziening van de door de Raad op 30 juli 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2582) gewezen uitspraak.
Het Uwv heeft op dat verzoek een reactie gegeven.
Verzoekster heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2015. Verzoekster is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 20 november 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:7174, bevestigd. De Raad heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat het Uwv op goede gronden heeft geweigerd om verzoekster met toepassing van artikel 43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 29 mei 2011 een WAO-uitkering toe te kennen, omdat bij verzoekster op 29 mei 2011 geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
3.1.
In haar verzoek om herziening heeft verzoekster aangevoerd dat zij in december 2013 via haar huisarts voor haar kaak is behandeld en dat de behandeling, na een korte pauze, in juli 2014 weer is gestart. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft verzoekster brieven overgelegd van tandarts P.E.W. Ligthelm van 6 augustus 2014, tandarts-gnatholoog
H.P. Volkers van 28 augustus 2014 en 11 december 2014 en van huisarts E.S. Rozendaal van 4 augustus 2015. Daaruit blijkt dat verzoekster in 2014 opnieuw is behandeld in verband met ernstige kaakgewrichtsklachten links.
3.2.
Het Uwv heeft afwijzing van het verzoek om herziening bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Naar vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld CRvB 17 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1515, is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.2.
Uit de door verzoekster overgelegde brieven blijkt dat zij nog steeds kampt met ernstige kaakgewrichtsklachten. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd tegen de uitspraak van de Raad van 30 juli 2014 bevat echter geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Het verzoek om herziening wordt daarom afgewezen.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2015.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) K. de Jong

UM